Wat is een chakra?
Deze pagina gaat over chakra’s en ons bewustzijn. Het woord “chakra” komt uit het Sanskriet en betekent wiel, schijf, werveling of draaikolk. Een chakra is een centrum van energie en bewustzijn in het lichaam.
De chakra’s worden door visualisatie en meditatie in het lichaam “geplaatst”. Zo worden het plekken waarop men zich kan concentreren tijdens de yogahoudingen, ademhalingsoefeningen en meditatie.
Er zijn al verwijzingen naar meditatie op de chakra’s bij Patanjali (vóór 200 A.D.). Gedetailleerde beschrijvingen verschijnen pas later – rond het eerste millennium – in de Yoga-Upanishaden en de literatuur van de hatha yoga (Gorakshashatakam). De meest uitgebreide beschrijving is te vinden in de Shat Chakra Nirupana, een tantristisch geschrift uit de 16e eeuw. Nadat dit in 1919 door Arthur Avalon1 vertaald werd als The Serpent Power hebben andere Westerlingen zoals de psycholoog Carl Jung en de Amerikaanse Anodea Judith zich intensief met het chakramodel bezig gehouden. Ook de New Age beweging heeft een grote belangstelling voor de chakra’s.
Volgens deze teksten zijn er zeven belangrijke chakra’s. Ze liggen langs de wervelkolom (Fig 1). Er zijn ook secundaire chakra’s zoals de hand- en voetchakra’s.
Het energielichaam
Sommige auteurs hebben de chakra’s in verband willen brengen met de zenuwknopen of klieren in het fysieke lichaam. Er bestaan wel degelijk verbanden met het fysieke lichaam maar de chakra’s bevinden zich niet in dit fysieke lichaam. Dat is het grofstoffelijke lichaam van vlees en bloed waar we over kunnen nadenken. Neen, de chakra’s behoren voornamelijk tot het lichaam dat we gevoelsmatig ervaren.
Wij voelen dit lichaam als iets dat bezield en levendig is (lijf, leib, corps sujet) en niet als een levenloos materieel object (lichaam, körper, corps objet). Dit gevoelde lichaam wordt ook wel energielichaam, tastgevoellichaam of vitaliteitslichaam genoemd.
Het energielichaam wordt al genoemd in de oude Indische geschriften. Zij kennen meerdere lagen toe aan het lichaam. De Taittiriya Upanishad spreekt over vijf lagen of omhullingen (kosha’s): het fysieke lichaam, het energielichaam, het gedachtenlichaam, het wijsheidslichaam en het gelukzaligheidslichaam.
Het energielichaam bestaat uit de energieën die ons materiële lichaam tot leven brengen. Daarbij kun je denken aan ademhaling, beweging en de spijsvertering. Vooral de ademenergie staat in nauw verband met de levensenergie. Zonder adem wordt het lichaam al snel levenloos.
Ervaar het energielichaam
Het energielichaam is dus geen concept maar gaat over het voelen van het lichaam, over de directe waarneming van onze levensenergie. Het energielichaam kan slechts subjectief worden waargenomen door met een aandachtige en open houding naar het lichaam te “luisteren”. Op het meest grove niveau bestaat deze waarneming uit de zintuiglijke indrukken van druk, warmte en koude of rekking en strekking van de spieren. Informatie over de positie van het lichaam, de lichaamsomtrek en de lichaamsdelen (proprioceptie) behoort hier ook toe. Ook onze emoties kunnen we als energieën in het lichaam beleven. Zo kun je bij boosheid de kaken op elkaar klemmen en de vuisten ballen. Bij verdriet krimpt de hartstreek en bij angst ervaar je een holte in de onderbuik. De emoties zijn dus voelbaar in het lichaam en ze zijn, zoals we verderop zullen zien, nauw verbonden met de chakra’s.
Er zijn nog subtielere gevoelens dan deze lichaamsgewaarwordingen. Je kunt bijvoorbeeld het gevoel in je handen beleven als tintelingen, vibratie, pulseren, uitstraling of warmte. Je kunt het gevoel krijgen dat je vingers tintelen en dikker worden dan je materiële vingers. Dit gevoel kan zich verspreiden over heel je lichaam. Het lichaam voelt dan licht en transparant aan en breidt zich uit in de ruimte. Het lichaam kan uiteindelijk grenzeloos gaan aanvoelen, zonder centrum, onderdeel van een oneindige ruimte. Dit behoort tot de meest verfijnde lichaamsgevoelens 2,3
Handchakra’s
Je kunt een indruk van het energielichaam krijgen door de handchakra’s te openen. Strek de beiden armen voor je uit met de handpalmen naar boven. Draai nu de rechterhandpalm naar de vloer. Maak nu ca. twintig keer snel een vuist met beide handen. Draai nu de rechterhandpalm naar boven en de linker naar beneden. Herhaal het vuisten maken. Open je handen op een halve meter van elkaar en breng ze langzaam naar elkaar toe. Stop als ze ongeveer 10 cm uit elkaar liggen. Misschien kun je nu een “bal” van energie tussen je handen waarnemen4. Dit is de uitstraling waar de vorige alinea van spreekt.
Prana en nadi’s
In het energielichaam kunnen ook stromen van levensenergie (prana) waargenomen worden. De stromen van lichaamsgewaarwordingen zijn nauw verbonden met de adembeweging. Deze subtiele energiebanen worden nadi’s genoemd. De belangrijkste nadi’s lopen langs de wervelkolom (sushumna in het midden, ida aan de linkerkant en pingala aan de rechterkant). Chakra’s zijn knooppunten op de middelste energiebaan. Het zijn centra van energie en bewustzijn. Men zegt wel dat de chakra’s de levensenergie opnemen, transformeren en beschikbaar stellen5 .
Chakra symboliek
Er is een uitgebreide symboliek ontwikkeld om de chakra’s te visualiseren en er op te mediteren. De chakra’s worden in verband gebracht met lotusbloemen, kleuren, geometrische figuren, elementen, dieren, mantra’s en de zintuigen. Die verbanden helpen om het centrale thema van ieder chakra te verduidelijken. En om met de chakra’s te oefenen6.
Wortelchakra
Laten we het eerste chakra als voorbeeld nemen. Het heet wortelchakra (muladhara) en bestaat uit een geel vierkant (symbool van de aarde) omgeven door een rode vierbladige lotus met een Sanskriet letter op ieder bloemblad. In het vierkant bevindt zich een olifant (symbool van kracht), een neerwaartse driehoek (symbool van het vrouwelijke Shakti) en een lingam (symbool van het mannelijke Shiva) omwonden door
kundalini (symbool van de latente energie). Het element van het eerste chakra is aarde en zijn mantra is “lam”. Overlevingsdrang en het materieel bestaan zijn de thema’s van dit chakra. Als dit chakra wordt aangesproken dan komen deze thema’s en soms overlevingsangst naar boven. Het wortelchakra is verbonden met de reuk en met de uitscheiding van afvalstoffen (respectievelijk zintuig en orgaan van handeling, jnanendriya en karmendriya). Bij het oefenen met het wortelchakra zul je op zijn minst een geel vierkant met rode driehoek in het perineum visualiseren, de mantra “lam” herhalen en misschien ook het element “aarde” en het zintuig “reuk” er bij betrekken.
Alle chakra’s
De eigenschappen en thema’s van de andere chakra’s staan in de bijlage:
De zeven chakra’s samen vormen een boeiend psychologisch en spiritueel systeem dat heel de mens omvat. Ze beelden ook een ontwikkelingspad voor de mens uit. Volgens de yogische gedachtegang wordt de mens bevrijd door de chakra’s van onder naar boven langs de ruggengraat te “openen” – van het aardse naar het kosmische. De opwaartse beweging van het aardse naar het zuivere bewustzijn is een stroom van bevrijding. Anodea Judith wijst erop dat de neerwaartse stroom van manifestatie van even groot belang is4.
Het “openen” van een chakra betekent ook dat het corresponderende levensgebied in balans wordt gebracht. Een chakra kan gesloten of open zijn, deficiënt of excessief. Voorbeeld bij het vijfde chakra: iemand praat veel te veel zonder te luisteren (te open) of is juist heel verlegen en zegt bijna niets (gesloten). Evenwicht ontstaat door bewustwording van het vijfde chakra (thema expressie)en de onderliggende patronen uit de persoonlijke geschiedenis. Daarna volgen gerichte oefeningen – zoals een dag zwijgen voor de spraakzame persoon of mantra’s zingen voor de verlegen persoon. Het chakra komt zo meer in evenwicht.
Kundalini
Er zijn yogastromingen die zich expliciet met chakra’s bezighouden, zoals de oorspronkelijke hatha yoga, kundalini yoga en de tantra. Zij stellen dat er een reservoir van energie – kundalini – bestaat in het eerste chakra onder aan de ruggengraat. Die latente energie wordt voorgesteld als een opgerolde slang.
De energie kan door oefening gewekt worden en via de ruggengraat (sushumna) naar de kruin worden geleid. Dit is een zeer ingrijpende ervaring die gepaard gaat met grote veranderingen in het bewustzijn. Mensen die dit ervaren hebben spreken vaak over een op hol geslagen goederentrein. Dat geeft iets van de kracht en de onbeheersbaarheid van kundalini weer. Onderweg naar boven worden de chakra’s doorboord. Daarbij worden ook blokkades in de drie knooppunten (granthi’s) van het wortel, hart en voorhoofdchakra opgeruimd. Deze knopen vertegenwoordigen, respectievelijk, onze dierlijke aard, onze egocentrische persoonlijkheid en vertroebelingen van het denken. Als deze blokkades worden weggeruimd dan worden we minder geleid door onze instincten, minder egocentrisch en verkrijgen we een helder bewustzijn.
Als kundalini voortijdig in een onvoorbereid persoon wordt opgewekt kan dit schadelijk zijn voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid (kundalini syndroom). Juist daarom ondergaan tantristische yogi’s een jarenlange training onder leiding van een guru om het energielichaam te zuiveren. Mocht je spontaan overvallen worden door kundalini, en dat is niet onmogelijk, dan kun je steun vinden via informatie op: www.centerforspiritualemergence.com. Pas ook op voor een al te medische behandeling en onderdrukking van de symptomen want dat kan ook averechts uitpakken. Weet dat kundalini in wezen een positieve kracht is die op een natuurlijke maar bruuske wijze blokkades verwijdert en nieuwe levensenergieën vrijmaakt. Voor jezelf, voor je naasten en voor het universum.
De zeven chakra’s
We gaan nu de chakra’s één voor één bespreken. In deze bespreking wordt steeds de plaats genoemd waar de energie van het chakra het eerst voelbaar wordt. Dat is meestal aan de voorkant van het lichaam (kshetram). Bijvoorbeeld, het hartchakra ligt in wervelkolom bij de zevende borstwervel, dus tussen de schouderbladen. Daar is het chakra voelbaar als een klein “energiepunt”. Het chakra is gemakkelijker voelbaar als een breder uitstraling in het hartgebied aan de voorkant van het lichaam. Je zou kunnen zeggen dat ieder chakra een wortel heeft langs de wervelkolom en tot bloei komt aan de voorkant van het lichaam.
- Het eerste chakra is het wortelchakra. In het fysieke lichaam ligt het bij het perineum. Het heeft te maken met de benen en voeten, de dikke darm en de endeldarm en het bottenstelsel. Het centrale thema van het wortelchakra is overleven, aarden, stabiliteit en materiële zekerheid. Het element is aarde.
- Het tweede chakra is het sacraalchakra of het seksuele centrum. Dit chakra ligt in de onderbuik, ter hoogte van het heiligbeen. Het is verbonden met de genitaliën, de onderrug en het bekken. Het regeert over emoties en seksualiteit en heeft water als element.
- Het derde chakra is het navelchakra. Het ligt bij de navel en is verbonden met het spierstelsel en het spijsverteringsstelsel. Het thema is wilskracht en energie. Het heeft te maken met het “ik”, het ego. Heel toepasselijk is het element vuur.
- Het hartchakra is het vierde chakra. Het ligt ter hoogte van het hart in het midden van de borst. Het heeft te maken met de longen, het hart, de armen en handen. Dit chakra vormt de overgang tussen de drie onderste (aardse) chakra’s en de drie bovenste (ijlere) chakra’s. Het thema is liefde en het element lucht.
- Het vijfde chakra is het keelchakra en ligt in de buurt van het strottenhoofd. Dit chakra heeft te maken met de keel, kaak, nek en schouders. Dit chakra heeft betrekking op communicatie en expressie. Het element is ruimte.
- Het zesde chaka, voorhoofdchakra, derde oog, ligt tussen de wenkbrauwen. Het heeft te maken met de ogen en het gezicht. Dit voorhoofdchakra gaat over waarnemen en (intuïtief) weten. Zo voert het bevel (= ajna) over de lager gelegen chakra’s. Het zesde chakra is boven de elementen verheven.
- Het kruinchakra is het zevende chakra. Het ligt op het schedeldak. Het is verbonden met de hersenschors. Het centrale thema is spiritualiteit, kosmische vereniging, zelfverwerkelijking, eenheidservaring.Ook het kruinchakra is boven de elementen verheven.
Chakra’s en asana’s
Er is een duidelijk verband tussen de hatha yogahoudingen (asana’s) en de chakra’s. Voor ieder chakra (lichaamsgebied) zijn er geschikte oefeningen, bijvoorbeeld:
Chakra | yogahouding (asana) |
1e | hurkzit, vooroverbuigingen zoals tang, tadasana (stahouding) |
2e | vlinderen, cobra, sprinkhaan, heupcirkels, kameel, kat, heupopeners |
3e | krijger, driehoek, boot, pomp, boog, zonnegroet |
4e | koe, borstopeners, garudasana, arm cirkels, hand chakra’s voelen |
5e | halve kaars, kaars, ploeg, vis, nekrol |
6e | warme handpalmen over de ogen leggen, zijwaartse buigingen en torsies waarbij links-rechts verschillen gevoeld en in evenwicht gebracht worden |
7e | hoofdstand, lotus, meditatie. |
Klaas-Jan van Velzen meent dat de stijl waarin je de asana’s uitvoert belangrijker is dan het betrokken lichaamsdeel 7. Door de wijze van uitvoeren van de yogahoudingen aan te sluiten bij het karakter van de energie van een chakra wordt deze specifieke energie geactiveerd. Bij het eerste en derde chakra gaat het om kracht, dynamiek en de mannelijke zonenergie. Bij het tweede en vierde chakra gaat het om souplesse, vloeiende bewegingen en de vrouwelijke maanenergie. Aandacht vormt de kern van de hogere chakra’s.
Chakra’s en de westerse psychologie
Het chakramodel houdt verband met de belangrijkste levensthema’s van de mens: “er zijn” (1e chakra), voelen (2e), handelen (3e), beminnen (4e), spreken (5e), zien (6e) en weten (7e).
Er zijn hier duidelijke parallellen met de piramide van Maslow. Deze humanistische psycholoog beschreef een hiërarchie van menselijke behoeften. De lagere behoeften moeten vervuld zijn voordat de hogere behoeften aan bod komen.
Maslows behoeften zijn: lichamelijke behoeften – warmte, eten, drinken (1e), veiligheid (2e), sociaal contact – het gevoel erbij te horen (4e), gevoel van eigenwaarde (3e) en zelfontplooiing (5e – 7e). De parallellen met de chakraleer zijn zeker niet toevallig want de humanistische en transpersoonlijke psychologen in de VS hadden een grote belangstelling voor de Indiase filosofie.
De zeven chakra’s kunnen ook in verband gebracht worden met de ontwikkelingspsychologie – de ontwikkeling van een zuigeling tot een volwassene. Zo is een baby allereerst bezig met overleven (1e chakra), wordt vanaf 6 maanden bewust van gevoelens en anderen (2e chakra), ontwikkelt vanaf 1,5 jaar autonomie en een eigen wil (3e chakra). Vanaf drie jaar gaat het kind relaties en vriendschappen aan binnen het gezin en de grotere wereld (4e chakra). Vanaf 6 jaar begint het kind zijn begrip van de wereld via communicatie te toetsen (5e chakra). Daarna vormt het kind zich een steeds duidelijker innerlijk beeld van de wereld (6e chakra).
Zijn chakra’s nuttig?
Op het eerste gezicht kan het chakramodel vreemd en esoterisch overkomen. Het bestaan van de chakra’s is ook nooit overtuigend wetenschappelijk aangetoond. Dat is logisch omdat de wetenschap zich meestal heeft beperkt tot uiterlijk waarneembare en meetbare feiten. De chakra’s behoren tot de innerlijke ervaring en die leent zich moeilijker voor objectief onderzoek. Daarom heeft de westerse wetenschap aan het begin van de 20e eeuw alle ideeën over levensenergie en levenskracht grondig uitgebannen3.
Toch hebben de yogi van weleer hun innerlijke ervaring zo goed mogelijk omschreven in het chakramodel. Het is bijzonder dat dit soort beschrijvingen niet beperkt zijn tot India. Energiecentra en energiebanen komen in allerlei culturen voor. De Hopi-Indianen uit Noord Amerika hadden het over vijf energiecentra in het lichaam die verbazend veel lijken op de chakra’s 8. De meridianen uit de Chinese acupunctuur komen sterk overeen met de nadi’s uit de yoga1 . En wat te denken van de caduceus, een symbool van de oude Grieken en Egyptenaren bestaande uit twee slangen die net als kundalini omhoog rijzen langs een staf?
Het chakramodel lijkt dus iets te zeggen over de algemeen menselijke ervaring. Wij hebben het spreekwoordelijk over “vlinders in de buik” (2e chakra), “zwaar op de maag liggen” (3e chakra), “een steen op de borst” (4e chakra) en een “brok in de keel” (5e chakra). De chakra’s kunnen ons dus helpen om de energie van onze emoties beter te begrijpen. En dat hoort zeker bij de bewustwording die tijdens goede yogabeoefening plaats vindt9.
Oefenen met de chakra’s
De chakra’s zijn ook nuttige concentratiepunten tijdens yogahoudingen, ademhalingsoefeningen en meditatie:
- Sommige yogahoudingen trekken onmiskenbaar je aandacht naar een bepaald lichaamsgebied. Zo leidt garudasana (stahouding met de armen en benen in elkaar gestrengeld) naar het hartcentrum en de omgekeerde houding (halve kaars) stimuleert gevoelsmatig het keelcentrum. Omgekeerd leidt aandacht voor een chakra ook tot een intensere beleving van de yogahouding.
- Ademhalingsoefeningen worden pas energiebeheersing (pranayama) als het chakramodel er bij betrokken wordt. De adem kan bijvoorbeeld in de wervelkolom gevisualiseerd worden of in een bepaald chakra. Het is gebruikelijk om tijdens de ujjayi inademing een baan van het eerste naar het zesde chakra te visualiseren en omgekeerd tijdens de uitademing. En men kan tijdens de blaasbalg ademhaling (bhastrika) een expansie en contractie van het derde chakra visualiseren.
- De chakra’s kunnen dienen als meditatie-object, bijvoorbeeld door op het hartchakra te mediteren in combinatie met de mantra “yam”.
Deze wijze van beoefening komt dichter bij de oorspronkelijke hatha yoga dan de moderne vormen die heden ten dagen in het Westen onderwezen worden. De bovenstaande oefeningen suggereren dat de chakra’s schema’s zijn voor concentratie en meditatie. Ze worden misschien zelfs in ons lichaam gecreëerd door visualisatie10. Sommige auteurs, waaronder Motoyama11 en Leadbeater12, stellen dat ze de chakra’s helderziend kunnen waarnemen als draaiende wielen van kleur en licht. Met andere woorden, we gebruiken de kracht van onze verbeelding om deze centra in het lichaam te scheppen. Die centra gebruiken we vervolgens als aandachtspunten voor de beoefening. En dat geeft weer aanleiding tot nieuwe ervaringen. De chakra’s vormen dus een soort kaart van ervaringen in lichaam, energie, en geest. Ze zijn zowel een handleiding voor de yogabeoefening alsmede een weergave van de resultaten van deze beoefening.
Kundalini als spirituele doorbraak
Men kan zich afvragen of het ervaren van chakra’s en het opwekken van kundalini noodzakelijk zijn voor een spirituele ontwikkeling. Jack Kornfield13 geeft hierop een genuanceerd antwoord. Sommige stromingen, zoals kundalini yoga of Rinzai zen zoeken bewust naar grote spirituele ervaringen en doorbraken. Andere stromingen, zoals Soto zen, geloven in een meer geleidelijke spirituele groei en relativeren de waarde van dit soort doorbraken. Zij vinden dan alles wat je tegenkomt een bijverschijnsel (makyo) is op de weg naar bevrijding. Het opwekken van kundalini is dus geen voorwaarde voor spirituele bevrijding. Mocht spirituele beoefening bepaalde emoties of energieën vrij maken dan kan het chakramodel wel helpen om ze beter te begrijpen.
Verder lezen en oefenen
Verdere informatie is te vinden in de boeken van Anodea Judith, waarvan vooral het oefenboek “Reis door de Chakra’s” warm wordt aanbevolen. Ook de boeken van Satyananda en Tiemersma bevatten oefenschema’s voor de chakra’s (met één chakra per maand).
Referenties
- Avalon, Arthur (Sir John Woodroffe), “The Serpent Power”, Dover Publications, New York, 1974. ↩︎
- Tiemersma, D., “Pranayama”, Asoka, Rotterdam, 2003. ↩︎
- Tiemersma, D., “Chakrayoga”, Advaita/Asoka, Rotterdam, 2011, p 18. ↩︎
- Anodea Judith, “Chakra Werkboek”, Haarlem,1989. ↩︎
- Anodea Judith en Selene Vega, “Reis door de chakra’s”, Haarlem, 2002. ↩︎
- Kalashtra Govinda, “De Chakra Atlas”, Amsterdam, 2000 ↩︎
- Klaas-Jan van Velzen, “Yoga & Chakra’s. Harmonie in aandacht en energie”, 2002. ↩︎
- Waters, F. “Book of the Hopi”, New York: Viking Press, 1963. ↩︎
- Anodea Judith, “Handboek chakrapsychologie”, Haarlem 2002. ↩︎
- Feuerstein, G., “The Yoga Tradition”, Hohm Press, 2001, p.350. ↩︎
- Motoyama, H., “Chakra’s en hoger bewustzijn”, Ankh-Hermes, 1960. ↩︎
- Leadbeater, C.W., “The Chakra’s”, Theosophical Publishing House, 1927. ↩︎
- Kornfield, J., “A Path With a Heart”, Rider, 1994, pp 119-134. ↩︎