Genjokoan van zenmeester Dogen

Inleiding

Genjokoan is een belangrijk werk van zenmeester Dogen. Hij stichtte de Soto-school in Japan en leefde van 1200 tot 1253. Hij werd geboren in een adellijk geslacht in Kyoto. Zijn vader en moeder overleden toen Dogen nog heel jong was zodat hij reeds op 12-jarige leeftijd tot het klooster toetrad.

Al vroeg worstelde hij met de noodzaak van meditatiebeoefening als weg naar verlichting. De leer van de Boeddha stelt immers dat alle levende wezens al verlicht zijn (Boeddha-natuur bezitten). Waarom dan nog oefenen? Op zoek naar antwoorden maakte Dogen een toentertijd gevaarlijke reis naar China (1223-1227).  Na zijn terugkomst in Japan stichtte hij het Eihei-ji klooster in de bergen ten noorden van Kyoto. Dat is heden ten dage één van de twee hoofdtempels van de Soto zen. 

Zenmeester Dogen, auteur van Genjokoan

Dogen liet een groot aantal geschriften na, waarvan de Shobogenzo het meesterwerk is. Het eerste hoofdstuk Genjokoan is zeer bekend. Het is geschreven in poëtisch proza en gaat over beoefening en de verschijning en openbaring van verlichting. Dogen begint met een beschrijving van de werkelijkheid vanuit de standpunten van het relatieve en het absolute.

Dan toont hij de stappen naar verlichting met het vaak geciteerde: “De Boeddha weg bestuderen is jezelf bestuderen”. De situatie voor en na de verlichting zijn als vuur en as, slechts een schijnbare continuïteit. Verlichting van een mens wordt vergeleken met de maan die in een dauwdruppel rust. Als we de weg en de plaats gevonden hebben, dan openbaren we verlichting in het dagelijks handelen. We zijn in ons element als een vis in het water en een vogel in de lucht. Maar ook dan blijft beoefening noodzakelijk, hetgeen Dogen aantoont met een oude zenmeester die een waaier hanteert ondanks de frisse wind rondom. 

Het feit dat Dogen veel geschreven heeft is op zich bijzonder. De grootste spirituele leraren lieten vaak geen zelfgeschreven teksten na; denk maar aan Jezus of Boeddha. Het geeft aan dat Dogen – anders dan vele zenmeesters die meer belang hechtten aan de directe ervaring – een grote waardering had voor het geschreven woord.  Het woord is immers ook een ervaring en het woord ordent onze beleving van de binnen- en buitenwereld. De andere grote bijdrage van Dogen is zijn accent op zazen in de vorm van het “alleen maar zitten” (shikantaza).  Volgens Dogen is zazen zelf een expressie van verlichting.  Dat is het antwoord op zijn levensvraag over beoefening en verlichting. 

Genjokoan

Als vele dingen gezien worden door de Boeddha-dharma zijn er onwetendheid en verlichting, geboorte en dood, Boeddha’s en levende wezens. Als de tienduizenden dingen zelfloos zijn dan zijn er geen onwetendheid, geen verlichting, geen geboorte, geen dood, geen Boeddha’s en geen levende wezens. De weg van de Boeddha is in wezen alomvattend, voorbij deze overdaad en tekortkomingen. Daarom zijn er geboorte/dood, onwetendheid/verlichting, levende wezens/Boeddha’s. Desondanks vallen de bloesems te midden van onze hunkering en tiert het onkruid te midden van onze afkeur.

Uitleg:

Beoefenen met een zelf dat er op uit gaat om de tienduizend dingen te bevestigen is illusie; de tienduizend dingen die uit zichzelf voortkomen en het zelf bevestigen is verlichting. Zij die deze onwetendheid groots verlichten zijn Boeddha’s; zij die onwetend zijn te midden van deze verlichting zijn levende wezens. Sommige mensen realiseren verlichting voorbij de verlichting. Sommige mensen vervallen te midden van hun onwetendheid nog verder in onwetendheid. Als Boeddha’s waarlijk Boeddha’s zijn, zijn ze zich niet bewust van hun Boeddhaschap. Toch zijn ze waarlijk Boeddha’s en hun realisatie zet zich voort.

Uitleg:

Zij zien de vormen en horen geluiden met volle inzet van lichaam en geest. Zij begrijpen ze op intieme wijze. Het is niet zoals de weerkaatsing in een spiegel, niet als de maan op het water; dat is één zijde verlichten en het andere verhuld laten in duisternis.

Uitleg:

De Boeddhaweg bestuderen is jezelf bestuderen. Jezelf bestuderen is jezelf vergeten. Jezelf vergeten is verlicht worden door de tienduizend dingen. Verlicht worden door de tienduizend dingen is het wegvallen de versluiering van lichaam en geest van jezelf en van anderen. Ieder spoor van verlichting verdwijnt en deze spoorloze verlichting zet zich eindeloos voort. Als je begint met je zoektocht naar de dharma, dan sta je er ver vanaf. Maar als de dharma goed overgeleverd wordt, dan ben je ogenblikkelijk je oorspronkelijke zelf.

Uitleg:

Als een man in een boot op zee terugblikt op de kust, dan lijkt het misschien of de kust beweegt. Maar als hij zijn blik zorgvuldig op de boot richt, dan realiseert hij zich dat de boot beweegt. Evenzo, als een persoon de tienduizend dingen tracht te ontwaren vanuit verwarring over zijn lichaam en geest, dan denkt hij foutief dat zijn geest en de natuur onveranderlijk zijn.  Als hij echter aandachtig oefent en terugkeert naar zichzelf, dan ziet hij duidelijk dat de dingen geen onveranderlijk zelf hebben.

Uitleg:

Zodra brandhout as is geworden, kan de as niet opnieuw brandhout worden. Maar je moet niet de opvatting koesteren dat as “later” is en brandhout “eerder”. Je moet beseffen dat brandhout ten volle brandhout is, met een toekomst en een verleden. Maar ondanks zijn toekomst en verleden is brandhout daar in zijn tegenwoordige tijd niet van afhankelijk. As is ten volle as, met een toekomst en verleden en daar tevens onafhankelijk van. Zoals brandhout geen brandhout meer wordt na haar as, zo worden mensen niet meer geboren na hun dood.

Dit gezegd zijnde, de boeddhistische leer stelt dat het leven geen dood wordt; om deze reden wordt leven ook wel “zonder begin” genoemd. En de Boeddha heeft ook uitdrukkelijk verkondigd dat dood geen leven wordt. Daarom spreken we van “zonder einde”. Het leven is een tijdperk en de dood is een tijdperk. Het is zoals winter en lente. We zeggen niet dat winter lente wordt, noch dat de lente zomer wordt.

Uitleg:

Een persoon die de verlichting bereikt is zoals de maan die rust op het water. De maan wordt niet nat en het water wordt niet gebroken. Met alle grootsheid van haar licht huist zij al in een minuscule waterplas. De volste maan en de gehele hemel rusten in de dauwdruppel op een grashalm en in één enkel waterdruppeltje. Verlichting verstoort de mens niet, net zomin als de maan het water doorboort. De mens verhindert zijn verlichting niet, net zomin als een dauwdruppel de maan of de hemel hindert. De diepte van de ene is de hoogte van de ander. Hoe langer je de diepten en ondiepten onderzoekt, hoe grootser de maan aan de hemel.

Uitleg:

Als de dharma je hele lichaam en geest nog niet vervult, dan vind je dat voldoende.  Als de dharma je hele lichaam en geest vervult, dan voel je een gemis. Het is alsof je in een boot vaart op ruime zee zonder zicht op land. Rondom zie je niets anders dan een cirkelvormige zee. Toch is de grote oceaan niet rond en niet vierkant. Hij heeft onuitputtelijke en eindeloze kwaliteiten. Als ware hij een paleis of een juwelenketting. Maar voor jouw ogen is de oceaan een cirkel zover als je kunt zien. Zo is het met alle dingen.

De stoffige wereld en de Boeddhaweg kunnen vele vormen aannemen, maar je ziet en begrijpt ze slechts in zoverre dat je oog is geoefend. Om de ware aard van de tienduizend dingen te doorgronden moet je weten dat er, naast schijnbare cirkelvormigheid en hoekigheid, talloze kwaliteiten liggen in de bergen en de zeeën.  Het onuitputtelijke is overal rondom, hier recht onder je voeten en in een enkele druppel water. 

Uitleg:

Een vis zwemt in de oceaan en hoe ver zij ook zwemt, er komt geen einde aan het water. Een vogel vliegt door de lucht en hoe ver hij ook vliegt, er komt geen einde aan de lucht. Niettemin hebben de vis en de vogel hun elementen nooit verlaten. Als hun behoefte groot is, dan is er grote activiteit.  Als hun behoefte klein is, dan is er weinig activiteit. Op deze wijze spant elk zich volledig in en beweegt en draait in vrijheid. 

Als de vogel de lucht verlaat dan sterft hij snel.  Als de vis het water verlaat dan sterft hij snel. Je zult al begrepen hebben dat water leven is voor de vis and de lucht leven is voor de vogel. Omdat er vogels zijn is er leven; omdat er vissen zijn is er leven. Leven is de vogel en leven is de vis. Je kunt zo doorgaan met voorbeelden. Het is net zo met beoefening-verlichting en de korte en lange levens van mensen. 

Uitleg:

Mocht een vis of vogel voorbij de grenzen van water of lucht willen gaan, dan zou hij geen voortgang maken, geen plaats vinden in zijn element. Als je de plaats vindt dan openbaar je verlichting in het dagelijks leven (genjokoan).  Als je de weg bereikt dan zijn al je daden een openbaring van verlichting (genjokoan).  Want deze plaats, deze weg, is noch te groot noch te klein; behoort niet aan jou of aan anderen; bestond niet eerder en verschijnt nu niet voor her eerst; het is zoals het is.

Uitleg:

Daarom, als iemand de Boeddhaweg beoefent en realiseert, is één dharma ontmoeten deze volledig doorgronden; is één oefening de volledige beoefening.  Dit is de plaats en hier ontvouwt de Boeddhaweg zich in alle richtingen. De grenzen van realisatie zijn niet scherp omdat realisatie tegelijk met het meesterschap over de dharma verschijnt.  Neem niet aan dat realisatie je persoonlijke visie wordt of dat het met het intellect gegrepen wordt.  Hoewel de realisatie onmiddellijk en direct is, is het ondenkbare niet evident. Haar verschijning ligt voorbij jouw kennen.

Uitleg

Zenmeester Baoche van berg Mayu gebruikte een waaier. Een monnik kwam naderbij en vroeg: “Meester, de aard van de wind is eeuwig en alomtegenwoordig. Waarom gebruikt U dan een waaier?”. “Hoewel je begrijpt dat de aard van de wind eeuwig is,” antwoordde Baoche, “begrijp je de alomtegenwoordigheid niet.”  “Wat is de betekenis van de alomtegenwoordigheid van de wind?”, vroeg de monnik.Baoche ging door met het gebruik van de waaier. De monnik boog diep.

Uitleg:

Zo is het met de realisatie van de dharma en het vitale pad van de juiste transmissie.  Als je zegt dat je geen waaier nodig hebt omdat de wind eeuwig is en dat je wind kan voelen zonder waaier, dan  begrijp je noch de eeuwigheid noch de aard van de wind. Omdat de wind eeuwig is onthult de wind van het boeddhisme het goud der aarde en maakt het de rivieren tot geklaarde boter.

Uitleg:

Dogen Zenji, september 1233 (revisie in 1252)

Voetnoten

  1. Sekida, K., Zen Training, Shambala 2005, pp. 74-75. ↩︎

Bronnen

Deze vertaling is gebaseerd op acht (8) Engelse vertalingen die terug te vinden zijn op The Zen Site, een verklarende vertaling van Hubert Nearman (Shasta Abbey) en een onderbouwde vertaling van Bob Myers. Het commentaar in de rechterkolom is beïnvloed door de dharmalezingen van Norman Fischer. Mijn belangstelling voor Dogen werd oorspronkelijk gewekt door Nico Tydeman (Met de ogen van Dogen, werkboek bij de studieklas “De weldadige illusie van verlichting”, herfst 2007).

Home » Yoga en meditatie informatie » Genjokoan van zenmeester Dogen