Identiteit van veelheid en eenheid (Sandokai)

Inleiding

Identiteit van veelheid en eenheid (Sandokai) is een belangrijk sutra uit de zenliteratuur die veelvuldig gereciteerd wordt. Het gaat over de harmonie tussen dualiteit en non-dualiteit. In het Japans heet het Sandokai.

Identiteit van veelheid en eenheid (Sandokai)

Identiteit van veelheid en eenheid

Het wezen van de grote wijze uit India werd op intieme wijze overgedragen van West naar Oost. Mensen zijn helder of verward, maar de Weg kent geen zuidelijke of noordelijke leraar. De geheime bron is klaar en doorschijnend, zijn vertakkingen zijn duister en stromen overal. Aan het relatieve gehecht zijn is illusie, het zien van het absolute is nog geen verlichting. Al het subjectieve en al het objectieve zijn tegelijkertijd wederzijds verbonden en volkomen zelfstandig. Oneindig verbonden en vrij bewegend, verblijven ze toch in hun eigen positie.

Vorm verdeelt de eenheid. Geluid geeft aanleiding tot aangename en onaangename gevoelens. In duisternis zijn beter en slechter niet te onderscheiden, in helderheid is het zuivere en onzuivere duidelijk te zien. De vier elementen hernemen ongedwongen hun natuur, zoals een kind kan vertrouwen op zijn moeder. Vuur is warm, wind waait, water is nat, de aarde hard. Ogen zien, oren horen, de neus ruikt, de tong proeft. Alle zijn zelfstandig, maar de verschillende bladeren komen van dezelfde wortel. Oorzaak en gevolg komen voort uit dezelfde bron. Hoog en laag worden relatief gebruikt. In feite is er duisternis in helderheid, maar je moet de duisternis niet willen ontmoeten. Er is helderheid in duisternis, maar zoek niet naar die helderheid. Duisternis en helderheid horen bij elkaar, zoals de linker en de rechter voet bij het lopen.

Elk van de tienduizend dingen heeft van nature zijn eigen waardevolle functie, waarvan je het natuurlijk functioneren met betrekking tot alle andere dingen zou moeten zien. Het alledaagse bestaan hoort bij het ondoorgrondelijke zoals een deksel op een pot. Het ondoorgrondelijke harmonieert met het alledaagse zoals twee pijlen elkaar treffen in de lucht. Deze woorden tonen de Grote Werkelijkheid. Voor een oordeel is geen maatstaf toereikend.

Als je de Weg niet ziet, zie je hem ook niet als je hem gaat. Als je de Weg gaat, is hij noch nabij, noch veraf. Wanneer je de Weg uit het oog verliest, ben je er mijlen van verwijderd. Vol respect zeg ik tot hen die verlicht wensen te worden: verspil geen tijd, dag of nacht.


Shitou Xiqian (Sekito Kisen), 8e eeuw, vertaling Kanzeon Sangha Nederland

Commentaar

Harmonie van veelheid en eenheid

Hier volgt een iets andere vertaling met commentaar. Hier vertalen we de titel als “Harmonie van veelheid en eenheid”. De Japanse titel “Sandokai” bestaat uit drie delen:

  1. San gaat over veelheid, verscheidenheid, diversiteit, het vergankelijke, de tienduizend dingen, het relatieve, samsara.
  2. Do gaat over gelijkheid, gelijkwaardigheid, het onvergankelijke, eenheid, het Ene, het absolute, nirvana.
  3. Kai betekent harmonie, samenvloeien, identiteit.

Het wezen van de grote wijze uit India werd op intieme wijze overgedragen van West naar Oost.

De grote wijze uit India is natuurlijk de Boeddha. Zijn geest ging van West (India) naar Oost (China) en vandaar uit naar de VS en naar Europa. Boeddha’s hart-geest gaat op een innige, vertrouwelijke manier van mens tot mens.

Mensen zijn helder of verward, maar de Weg kent geen zuidelijke of noordelijke leraar.

De zuidelijke school legt de nadruk op plotse verlichting en de noordelijke school op een geleidelijk proces. Maar in wezen is er geen verschil tussen beide. De verlichtingsgeest (Boeddhanatuur) is altijd aanwezig.

De geheime bron is klaar en doorschijnend, zijn vertakkingen zijn duister en stromen overal.

De geheime bron vertegenwoordigt een gevoel van eenheid en de leegte van alle verschijnselen. De vertakkingen duiden op de wereld van verschijnselen, gedachten, gevoelens en standpunten. Ons spirituele pad gaat van veelheid naar eenheid naar een waardering van ons leven als een samenvloeien van beide. (Het motief licht/donker als metafoor voor eenheid/veelheid wordt later in het gedicht omgekeerd.)

Aan het relatieve gehecht zijn is illusie, opgaan in het absolute is nog geen verlichting.

Het grijpen naar de wereld van de verschijnselen is een vorm van begeerte en bron van ons lijden. Maar verwijlen in het absolute is nog geen verlichting. Harmonie tussen beide polen, voorbij het relatieve en het absolute werkt pas bevrijdend.

Al het subjectieve en al het objectieve zijn tegelijkertijd wederzijds verbonden en volkomen zelfstandig. Oneindig verbonden en vrij bewegend, verblijven ze toch in hun eigen positie.

Wederom twee zijden van de medaille. Enerzijds hebben de objecten van onze geest geen onveranderlijke essentie. Ze zijn afhankelijk van elkaar. Anderzijds is ieder object zelfstandig. Bij het overstijgen van beide zienswijzen – de middenweg – is er tegelijkertijd verbondenheid en onafhankelijkheid.

Op ieder moment scheppen wij het hele universum met onze zintuigen. Ons oog en de vorm worden tegelijkertijd geschapen in ons bewustzijn. Wij zijn volledig afhankelijk van de wereld en de wereld is volledig afhankelijk van ons. Wat kunnen we dan nog aanduiden als “hier binnen” of “daar buiten”?

Visuele objecten verschillen in kwaliteit en vorm. Geluiden verschillen als aangenaam of onaangenaam. In duisternis zijn beter en slechter niet te onderscheiden. In helderheid is het zuivere en onzuivere duidelijk te zien.

De wereld is heel divers en soms vinden we iets fijn en soms ook weer niet. Verlies van iets fijns kan ook onprettig zijn. In het daglicht van het alledaagse maken we het onderscheid, er is voorkeur en afkeur. Dit is een bron van lijden. Vanuit het eenheidsbewustzijn bestaat dit onderscheid niet. Hoe moeten we dan oefenen? Als het koud is, laat je door het koude bevangen. Als het warm is, voel de hitte. Onder de tegenstellingen van warm en koud, vreugde en verdriet, drijft de verlichte mens in een zee van gelijkmoedigheid. We moeten beide zijden van de werkelijkheid leren kennen, zowel het licht en het donker. Er is altijd wat licht in het donker en wat donker in het licht.

De vier elementen hernemen ongedwongen hun natuur, zoals een kind kan vertrouwen op zijn moeder. Vuur is warm, wind waait, water is nat, de aarde hard. Ogen zien, oren horen, de neus ruikt, de tong proeft.

De vier elementen (aarde, water, vuur, lucht) moeten hier gezien worden als kwaliteiten van de fysieke omgeving maar ook van ons bewustzijn. Er wordt hier geen onderscheid gemaakt tussen materie en geest zoals in het moderne wetenschappelijke denken. Het subjectieve en het objectieve zijn verbonden in hun leegte. Ze kennen geen onveranderlijke eigenheid. Dat is hun natuur, volgens de deels Daoïstische visie van dit leergedicht.

Alle zijn zelfstandig, maar de verschillende bladeren komen van dezelfde wortel. Oorzaak en gevolg komen voort uit dezelfde bron. Hoog en laag worden relatief gebruikt.

Er zijn twee visies op de werkelijkheid, de conventionele en de absolute (Nagarjuna). Natuurlijk moeten we in deze conventionele wereld leven, een wereld die onvolmaakt is. Tegelijkertijd is deze wereld ook absoluut volmaakt. Onze beoefening bestaat uit het integreren van beide visies. We leven in de wereld maar zijn niet van de wereld. Er ontstaat harmonie tussen het profane en het sacrale (sandokai).

In feite is er duisternis in helderheid, maar je moet de duisternis niet willen ontmoeten. Er is helderheid in duisternis, maar zoek niet naar die helderheid. Duisternis en helderheid horen bij elkaar, zoals de linker en de rechter voet bij het lopen.

Duisternis en helderheid zijn metaforen voor alle mogelijke tegenpolen in ons leven. Licht duidt hier op diversiteit (san) en duisternis op eenheid (do). Maar ook dit zijn maar begrippen, concepten. Zoek ze niet met het denken, probeer ze niet te begrijpen. We leven in een wereld van diversiteit. En soms kunnen we een glimp van vredevolle eenheid opvangen. Maar uiteindelijk zijn licht en duisternis in harmonie (kai). Het relatieve en absolute zijn twee kanten van dezelfde medaille. Licht en donker vloeien samen voorbij onze begrippen. Licht en donker wisselen elkaar af net als de voeten bij het lopen.

Elk van de tienduizend dingen heeft van nature zijn eigen waardevolle functie, waarvan je het natuurlijk functioneren met betrekking tot alle andere dingen zou moeten zien. Het alledaagse bestaan hoort bij het ondoorgrondelijke zoals een deksel op een pot. Het ondoorgrondelijke harmonieert met het alledaagse zoals twee pijlen elkaar treffen in de lucht. Deze woorden tonen de Grote Werkelijkheid.

Er liggen Daoïstische begrippen onder deze regels. Enerzijds is er “ji”, de wereld van de fenomenen. Anderzijds “ri”, het onderliggende principe van alle fenomenen dat voorbij ons denken ligt. Beide zijn altijd aanwezig. Het relatieve verschijnt altijd tegen de achtergrond van het absolute. De metaforen doos/deksel en pijlen suggereren dat het relatieve en het absolute volmaakt bij elkaar passen. Net even anders dan de eerdere regels waarin er licht in duisternis is en duisternis in licht. Daar ligt het relatieve in het absolute en het absolute in het relatieve.

Voor een oordeel is geen maatstaf toereikend.

Er is geen grond om op te staan. En dat geldt ook voor dit leergedicht!

Als je de Weg niet ziet, zie je hem ook niet als je hem gaat. Als je de Weg gaat, is hij noch nabij, noch veraf. Verwarring schept de bergen en rivieren die je weg verspereen. Vol respect zeg ik tot hen die verlicht wensen te worden: verspil geen tijd, dag of nacht.


Vertaling Kanzeon Sangha met kleine aanpassingen. Norman Fischer is de bron voor dit commentaar. Hij baseert zich op Suzuki Roshi1 en Okamura2.

Norman Fischer maakt gelijk duidelijk dat het niet alleen om boeddhistische filosofie gaat maar om leringen die toepasbaar zijn in jouw leven: Er zijn verschillen tussen mensen in afkomst, ras, opleiding, geaardheid, rijkdom, leeftijd, meningen, enzovoort. Maar tegelijkertijd is ieder mens uniek en neemt een unieke plaats in onder de zon. Daarom heeft ieder mens een unieke, intrinsieke waarde. Wees dus niet te snel om anderen te beoordelen, te veroordelen of uit te sluiten. Ieder mens en ieder ding is buitengewoon waardevol ondanks de verschillen. Alles en iedereen verdient ons respect.

  1. S. Suzuki, Branching Streams Flow in the Darkness, Zen talks on the Sandokai, University of California Press, 2001. ↩︎
  2. S. Okumura, Living by Vow, Wisdom Publications, 2012. ↩︎
Home » Yoga en meditatie informatie » Identiteit van veelheid en eenheid (Sandokai)