Dit gedicht, Lied van Zazen, is afkomstig van zenmeester Hakuin (1685 – 1768). Hij prijst de beoefening van zazen als poort naar verlichting en beweert uiteindelijk: dit lichaam is het lichaam van Boeddha.
Lied van zazen
In beginsel zijn alle wezens Boeddha.
Het is zoals water en ijs,
Zonder water geen ijs;
zonder wezens geen Boeddha1 .
Hoe triest – de waarheid is nabij en wij zoeken hem veraf;
Zoals iemand die te midden van water schreeuwt van de dorst;
Of de zoon van een rijkaard die zwerft tussen de armen.
Verloren op de duistere paden van onwetendheid
Dolen we door de zes werelden2
Terwijl we steeds verder afdwalen op duistere wegen.
Hoe bevrijden wij ons dan van geboorte-en-dood3?
Middels de zazen van het grote voertuig4.
Hiervoor zijn alle loftuitingen ontoereikend.
Vrijgevigheid, de voorschriften, de andere deugden5,
Het reciteren van Boeddha’s naam, berouw, beoefening
En het juiste levensonderhoud komen allen voort uit zazen.
Deze ene waarachtige zazen
wist slecht karma en verwijdert hindernissen.
Waar zijn dan al die duistere paden?
Het Zuivere Land6 is nooit veraf.
Als wij deze waarheid openhartig aanhoren, prijzen en omarmen
Verwerven we verdiensten en zegeningen zonder einde.
Bovendien, als we naar binnen keren en ons ware zelf realiseren,
En zo bevestigen dat er geen zelf is,
Dan gaan we voorbij aan alle speculatie.
De poort van de eenheid van oorzaak en gevolg wordt geopend
En de weg, die niet-twee en niet-drie is, loopt recht vooruit.
Als vorm geen-vorm is, is ons komen en gaan nimmer een dwaalspoor.
Als ons denken geen-denken is,
is ons zingen en dansen de stem van de Dharma7.
Grenzeloos en vrij is de hemel van samadhi8.
Hoe helder en glanzend het maanlicht van wijsheid.
Waarlijk, wat ontbreekt er nu, op dit moment?
Nirvana is hier, vlak voor onze ogen.
Deze plaats is het Zuivere Land;
Dit lichaam het lichaam van Boeddha.
Voetnoten en bronnen
Hierbij de voetnoten en bronnen van het Lied van Zazen van Hakuin.
- Een poëtische uitdrukking van de stelling dat alle wezens de Boeddha-natuur hebben, d.w.z. de mogelijkheid tot verlichting in zich dragen. De staat van verlichting is altijd nabij, maar we zien hem door onze onwetendheid niet. Het is zoals met je wenkbrauwen, vlakbij maar niet te zien. ↩︎
- De zes werelden komen voor in de kosmologie van het boeddhisme. In het Tibetaansboeddhistische levenswiel worden vaak zes werelden afgebeeld: die van de goden, bijna-goden, mensen, hongerige geesten, dieren en de hel. ↩︎
- Geboorte-en-dood is een vertaling van samsara, de kringloop van het bestaan. ↩︎
- Zazen van het grote voertuig: het grote voertuig is het Mahayana boeddhisme en zazen is het Japanse woord voor meditatie – zitten met een rechte rug. ↩︎
- De deugden zijn de paramita’s – perfecties, vervolmaaktheden. De eerste zes paramita’s uit het Mahayana boeddhisme zijn dana (vrijgevigheid), shila (ethisch gedrag), kshanti (geduld, verdraagzaamheid), virya (ijver), dhyana (meditatie) en prajna (inzicht). Daar zijn later aan toegevoegd: upaya (beoefening), pranidhana (doorzettingsvermogen), bala (spirituele vermogens) en jnana (wijsheid) ↩︎
- Paradijs ↩︎
- De dharma is de leer van de Boeddha maar ook de werkelijkheid, waarheid, wet ↩︎
- Samadhi is meditatieve absorptie, een staat van eenheidsbewustzijn ↩︎
Dit is mijn eigen vertaling gebaseerd op een viertal Engelse versies die gemakkelijk op internet te vinden zijn, o.a. die van Norman Waddell. In erkentenis van de ZCA dharmalezing op 25/2/2014 waarin Hakuin terloops ter sprake kwam. Hakuin stelt dat alle deugden voortvloeien uit zazen (regels 13 – 14). Maar het verband tussen mystiek en moraal is zeker niet eenduidig (zie N. Tydeman, Transmissie en Transcendentie, Asoka, 2013, p. 339). Hoe wonderbaarlijk is de dharma!