Nagarjuna, een Indiase monnik en wijsgeer, schreef de Verzen van het Midden rond de 2e eeuw van onze jaartelling. Er zijn ongeveer 450 verzen verdeeld over 27 hoofdstukken. Ze staan bekend als de Mulamadhyamakakarika (fundamentele verzen van het midden). Nagarjuna behandelt de grote boeddhistische thema’s zoals causaliteit, aggregaten, karma, het zelf, lijden, de vier edele waarheden, nirvana en de Boeddha.
Selectie uit de verzen van het midden
Hieronder volgt een selectie van zestien hoofdstukken – het zijn de hoofdstukken die mij het meest aanspraken. Samen geven ze een goede indruk van het hele werk. Mijn vertaling is vrij naar de Engelse versies van en een onbekende auteur op Wikipedia1, Stephen Batchelor2,3 en Jay L. Garfield4 . Zowel Garfield als Batchelor hebben de verzen vertaald uit het Tibetaans terwijl Nagarjuna oorspronkelijk in het Sanskriet schreef. De uitleg in de lezingen van Norman Fischer heeft mij in het begin veel geholpen5. Halverwege het vertaalwerk kwam ik erachter dat er al twee Nederlandse vertalingen bestaan6,7. Deze vertalingen heb ik toen niet geraadpleegd.
Als een tweede Boeddha
Nagarjuna wordt door Mahayana boeddhisten beschouwd als een tweede Boeddha. In de eeuwen na de Boeddha hield men zich voornamelijk bezig met het behouden en catalogiseren van de boeddhistische leer. En toen kwam Nagarjuna. Hij verduidelijkte de leer van de Boeddha in een geheel eigen filosofische taal. Zijn taal is bondig, cryptisch. De hoofdredenering is vaak impliciet. Hij voert dikwijls fictieve tegenstanders op wiens argumenten hij ontkracht. Hij gebruikt daar bij de boeddhistische logica (het tetralemma) en reduceert hiermee alle andere argumenten tot het absurde.
Boeddhistische logica kent het tetralemma:
– waar (bevestiging)
– onwaar (ontkenning)
– zowel waar als onwaar (beide)
– noch waar noch onwaar (geen van beide)
Beste lezer, U bent gewaarschuwd: de teksten zijn niet gemakkelijk. Ik las ergens dat je van Nagarjuna hoofdpijn kunt krijgen en dat heb ik zelf ook ondervonden. Echter, zodra je de logica van Nagarjuna begint te doorzien worden de teksten wonderlijk schoon. Vooral de laatste verzen van elk hoofdstuk bevatten een kern die je diep kan raken.
Leegte
De drie belangrijkste thema’s die Nagarjuna behandelt zijn: leegte (sunyata), onderlinge verwevenheid (pratitya samutpada) en de doctrine van de twee waarheden (het relatieve en het absolute). Met leegte wordt bedoeld dat verschijnselen geen eigen aard (svabhava) hebben. Eigen aard wordt vaak vertaald als essentie of substantie. Dingen met een eigen aard worden niet gefabriceerd uit andere dingen. Ze zijn onveranderlijk en onafhankelijk van andere verschijnselen. Lege verschijnselen – daarentegen – kennen geen eigen, tijdloos en onafhankelijk bestaan. Bijvoorbeeld, een boom is een boom alleen bij gratie van zonlicht, aarde, takken, bladeren, het woord “boom” en mijzelf. Het begrip leegte is daarom nauw verwant met de leer van onderlinge verwevenheid (onderling afhankelijk co-ontstaan, pratitya samutpada). Deze theorie wordt in de boeddhistische sutra’s geformuleerd als8:
Wanneer dit is, is dat.
Van het ontstaan van dit, komt het ontstaan van dat.
Wanneer dit niet is, is dat niet.
Van het eindigen van dit, komt de beëindiging van dat.
We kunnen “dit” en “dat” vervangen door iedere denkbare dualiteit om een idee te krijgen van wat pratitya samutpada inhoudt, zoals: als er hitte is dan is er koelte, of als het goede ontstaat, dan verschijnt het kwade, enzovoort. Pratitya betekent afhankelijkheid. Dingen verschijnen in afhankelijkheid van elkaar, bestaan kortstondig en verdwijnen weer. Dus het gaat om condities – het verband houden met elkaar. Deze visie op de causaliteit is alomvattend en gaat verder dan ons gebruikelijke lineaire denken in oorzaak en gevolg. Oorzaak en gevolg bestaan bij Nagarjuna niet als onafhankelijke entiteiten. Integendeel, alle condities zijn met elkaar verweven, afhankelijk van elkaar, van onze taal en van onze geest.
De twee waarheden
Nagarjuna beschrijft ook de twee waarheden. Enerzijds is er de alledaagse, conventionele werkelijkheid die wij met onze taal kunnen omschrijven (samsara). Anderzijds is er een ultieme, absolute werkelijkheid die onuitsprekelijk is (nirvana). Vanuit de absolute visie is alles wederzijds afhankelijk en leeg. Verschijnselen hebben geen essentie en bestaan alleen maar via onze conventies zoals de taal. Uiteindelijk is zelfs het begrip leegte leeg. Daarom is het ook niet mogelijk om uitspraken te doen over de aard van het absolute. De twee werelden zijn echter nauw met elkaar verbonden, zij zijn slechts twee visies op dezelfde werkelijkheid. Je kunt de wereld zien zoals zij is (nirvana) of zoals zij zich aan ons voordoet (samsara).
Nagarjuna is te lezen als filosofie. Maar het is wellicht nuttiger om zijn werk te lezen als upaya – een doeltreffende leermethode om ons van onwetendheid en lijden te verlossen. Daar waar Zen uitgaat van de directe ervaring, gebruikt Nagarjuna logica en analyse. Hij laat ons zien dat wij in het dagelijks leven allerlei begrippen gebruiken om onze ervaringswereld te ordenen. Dat is nuttig en het geeft zekerheid. Maar uiteindelijk blijken al onze begrippen slechts taalconventies te zijn, zonder enige grond. Daar waar wij zekerheid en vastheid willen zien is er slechts afhankelijkheid, ambiguïteit en veranderlijkheid.
Ware vrede voorbij onze standpunten
Bij een eerste kennismaking is dit ongemakkelijk, confronterend, beangstigend, zelfs ontzagwekkend. Wij zoeken immers naar zekerheid. Anderzijds gaat er ook een grote schoonheid en vrijheid van uit. Mysterium tremendum et fascinans (een vreeswekkend en fascinerend mysterie). Niet voor niets zei de Boeddha dat onze conceptuele constructies een bron zijn van conflict. Ware vrede komt voort uit het doorzien van onze neiging om ons vast te grijpen aan overtuigingen. Slechts voorbij die vastgeroeste overtuigingen zien wij Nagarjuna’s werkelijkheid – “vredig, ondenkbaar, onuitspreekbaar, ondeelbaar.”
Bronnen
- Anon, Nargarjuna’s MulamadhyamakaKarikas And Vigrahavyavartani, Wikipedia 2010. ↩︎
- S. Batchelor, Verses from the Center, A Buddhist Vision of the Sublime, Riverhead Books, NY 2000 ↩︎
- S. Batchelor, Verses from the Centre, Romanization and Literal English Translation of the Tibetan Text, Shapram College 2000. ↩︎
- J. L. Garfield, The Fundamental Wisdom of the Middle Way, Oxford Universtity Press, 1995 ↩︎
- N. Fischer, Verses from the Center, five dharma talks in 2001 (everydayzen.org) ↩︎
- S. Batchelor, Verzen uit Het Midden, Verkenning van het Sublieme. Asoka, 2010. ↩︎
- E. Hoogcarspel, Grondregels van de Filosofie van Het Midden, 2010. ↩︎
- Majjhima Nikāya II.32 en Samyutta Nikāya II.28 ↩︎