Katha Upanishad
Beheersing van de zintuigen (pratyahara) is een oeroud thema in de Indiase geschriften. Net zoals de onderstaande analogie van de strijdwagen. De Katha Upanishad1 schrijft (ca. 300 v.C.):
Weet dat het Zelf de berijder is van de strijdwagen, het lichaam.
De wagenmenner is de rede (buddhi) en de teugels zijn de geest (manas).
De zintuigen (indriyas) zijn de paarden en hun objecten de weide.
Hij die gevormd wordt door vereniging van het Zelf, de rede en de zintuigen noemen de wijzen een "genieter".
De mens wordt aangemoedigd om de zintuigen te beheersen zoals een goed wagenmenner zijn paarden onder controle houdt.

Bhagavad Gita
De Bhagavad Gita2 (ook ca. 300 v. C.) noemt:
II-58 Wanneer iemand, zoals een schildpad die zijn ledematen intrekt, de zinnen afhoudt van de objecten der zinnen, dan is hij evenwichtig en beheerst van denken.
II-61 Laat iemand daarom, als hij de zinnen onder beheersing heeft gebracht en zijn gedachten verstild, standvastig in yoga verblijven met zijn denken op Mij als allerhoogste gericht. Want hij van wie de zinnen onder beheersing zijn gebracht, is stabiel van denken geworden.
II-64 Maar de mens met zelfbeheersing, die zich beweegt te midden van de objecten der zinnen zonder erdoor aangetrokken of afgestoten te worden, en die zich heeft onderworpen aan het Zelf, komt tot vrede van het hart.
Ook hier wordt de mens aangespoord om de zintuigen de beheersen. De analogie van de schildpad die zijn ledematen intrekt is een veelgebruikte analogie. Dit suggereert dat de zintuigen wilsmatig beheerst kunnen worden. Natuurlijk is het mogelijk om de organen van handeling (karmendriyas3) te beheersen. Geen misstappen begaan in woord en daad. In die toestand beweegt de mens zich dan vredevol te midden van de objecten van de zintuigen (II-64).
Tijdens het mediteren is het niet behulpzaam om de zintuigen en hun mentale indrukken dwangmatig te beheersen of te onderdrukken. Hier past een minder bekende analogie. Die van de schaduw van het zonlicht dat zich rond het middaguur terugtrekt. Dat is een meer natuurlijk en spontaan proces. Naarmate de meditatie vordert kan de macht van de zintuigen als vanzelf verminderen. Dan wordt de geest stabiel (II-61).
Yoga Sutra van Patanjali
Aan het einde van het tweede hoofdstuk van de Yoga Sutra’s van Patanjali (2e eeuw n.Chr.) staat het volgende4,5:
2.54 Wanneer de zintuigen zich terugtrekken uit het contact met externe objecten (pratyahara) en het gewaarzijn niet meer beroeren dan lijken de zintuigen op het gewaarzijn.
2.55 Daaruit volgt de hoogste beheersing van de zintuigen.
De beheersing van de zintuigen markeert bij Patanjali de overgang van de uitwendige naar de meer inwendige disciplines. Van de beoefening van de voorschriften, de zithouding en ademhalingstechnieken naar een meer meditatieve vorm van yoga.
De strekking van Patanjali is dat de geest (gewaarzijn) lijkt op de bijenkoningin en de zintuigen op de werkbijen. Daar waar de koningin heen gaat zullen de werksters volgen. Als de bijenkoningin rust dan rusten de werkbijen ook. Als de geest beheerst is dan zijn de zintuigen dat ook.
Naar mate de meditatie vordert wordt de geest minder verstoord door indrukken van buitenaf. Dan kan de geest zich gemakkelijker richten op het object van meditatie, bijvoorbeeld de adem of een kaarsvlam. De zintuigen trekken naar binnen en nemen de vorm aan van het gewaarzijn aan. De zintuigen trekken zich terug in het veld van gewaarzijn. In vergaande meditatieve absorptie blijkt zuiver bewustzijn dan slechts het gewaarzijn van de externe objecten te observeren. En niet de externe objecten zelf middels de zintuigen. Met andere woorden, de zintuigen imiteren de aard van het gewaarzijn. Dan staan de zintuigen volledig in dienst van realisatie.
Goraksha Paddhati
Hieronder volgt een tekst die aan Goraksha, de vader van hatha yoga, wordt toegeschreven. Maar de tekst is waarschijnlijk van een veel latere datum, namelijk de 13e eeuw6.
2.24 Zoals een schildpad zijn ledematen intrekt, zo zal de yogi de zintuigen in zichzelf terugtrekken.
2.25 De yogi herkent in alles wat hij met zijn oren hoort, plezierig of onplezierig, het Zelf en beheerst zijn gehoor.
2.26 De yogi herkent in alles wat hij met zijn neus ruikt, plezierig of onplezierig, het Zelf en beheerst zijn reukgevoel.
2.27 - 2.29 Zo ook voor ogen en zien, de huid en het aanraken en de tong en smaak.
Dit is een andere formulering van wat de Yoga Sutra’s beogen. Alles heeft de aard van het Zelf (zuiver bewustzijn): de externe objecten en de zintuigen en de geest. Dat is de hoogste realisatie van de yogi.
Beoefening volgens de hatha yoga
N.B. De volgende pratyahara-oefeningen zijn niet geschikt voor mensen met depressie of mensen die teveel in zichzelf gekeerd zijn. Het kan de symptomen alleen maar versterken.
Vitale punten: adhara’s
Er werd al gesteld dat wilsmatige beheersing van de zintuigen tijdens meditatie niet behulpzaam is. Pratyahara is in wezen een gevolg van een meditatieve houding en niet de oorzaak ervan. Kan pratyahara dan niet beoefend worden? Toch wel.
De vroege hatha yoga geschriften bevelen concentratie op adhara’s, vitale punten aan. Deze steunpunten staan ook wel bekend als marma’s in de ayurveda. Deze krachtpunten vormen de brug tussen het fysieke, het energetische en het mentale. Het aantal en de locatie van de vitale punten verschilt van tekst tot tekst. We noteren er hier zestien (16) met wat commentaar.6,7,8
Tabel met de vitale punten
Vitale punten | Beschrijving |
beide grote tenen | staan in verband met de ogen. Concentratie op de grote tenen kalmeert het visuele en dus het mentale |
Perineum (anus) | in muladhara chakra (wortelchakra), zetel van kundalini en begin van de sushumna, Brahma granthi waarin onze dierlijke aard overwonnen kan worden |
Rectum (uitwendige kringspier) | Deze sluitspier wordt bewogen tijdens ashvini mudra |
geslachtsorganen | in svadhistana chakra, bron van seksuele energie, beginpunt van de fysieke ademhaling |
diep in het lichaam tussen schaambeen en navel | uddiyanadhara, de oorsprong van alle nadi’s (kanda), oorsprong van uddiyana bandha |
navel | manipura chakra, bron van energie |
hart | in het hart chakra, Vishnu granthi waarin het egoïsme getransformeerd kan worden tot liefde en mededogen |
keel | in vishuddhi chakra, eindpunt van de fysieke adem, geboortegrond van udana (opwaartse energie) |
wortel van de tong | jihvadhara |
huig | zachte achterkant van het gehemelte, plaats van de tong in kechari mudra |
taluadhara | nog verder achterin de keel, in het verlengde van het zachte gehemelte, een plek die in verband staat met ajna chakra |
puntje van de neus | nasagradhara, concentratiepunt voor de ogen (nasagra dristhi) |
wortel van de neus | tussen de ogen |
punt tussen de wenkbrauwen | ajna chakra, concentratiepunt voor de ogen (brumadhya drishti), Shiva (of Rudra) granthi, transformatie van intellect naar spiritualiteit |
voorhoofd | binnenkant van het voorhoofd, bron van het innerlijke licht |
fontanel | sahasrara chakra, plaats van vereniging van Shiva en Shakti |
Oefenen met de vitale punten
Men kan met de adhara’s oefenen door de aandacht er op te richten. Dat kan in een zithouding of liggend op de rug (savasana). Allereerst van onder naar boven, van de grote teen naar de kruin. En daarna van boven naar onder, van de kruin naar de grote teen. De aandacht wordt gericht door elk punt in gedachten te benoemen, te visualiseren, te voelen en er mee te ademen. De ademenergie (prana) wordt als het ware in ieder punt geplaatst. Men kan desgewenst twee tot vijf ademhalingen in ieder punt verblijven. De zintuigen komen vanzelf tot rust als de aandacht zo gericht wordt.
Ter motivatie beweren de oude teksten dat deze beoefening alle ziektes overwint en meesterschap over yoga brengt!9
Een meer gevorderde oefening heeft ook een meer gedetailleerde instructie. Dan heet het prana pratyahara of vayu pratyahara9. Bij de overgang naar een volgend punt ademt men uit, gevolgd door een leegtepauze. Een pauze met volle longen volgt op de inademing in het nieuwe vitale punt.
In de stilte van die overgang kan er groot inzicht ontstaan!
62. Als je aandacht een object verlaten heeft en je aandachtig blijft zonder naar het volgende object te gaan, dan, in de toestand tussen die twee, ontvouwt zich het hogere10.
Yoni mudra
Een andere beoefening heet yoni mudra. Typisch een oefening uit het arsenaal van de “krachtige” yoga11. Een mudra is een houding, slot of bezegeling. Yoni is de baarmoeder, de bron van alles. Het gaat hier in eerste instantie om het wilsmatig afsluiten van de zintuigen.
In een klassieke zithouding sluit men zoveel mogelijk zintuigen af van de buitenwereld. De duimen sluiten de oren af door het stukje kraakbeen aan de voorkant van het oor (tragus) op de gehoorgang te drukken. De wijsvingers liggen zachtjes op de oogleden van de gesloten ogen. De middelvingers sluiten de neusgaten af. De ringvingers en de pink liggen om de gesloten lippen heen. Deze mudra staat ook bekend als Shanmukhi Mudra omdat de zeven poorten van het aangezicht worden afgesloten. En natuurlijk moeten de wijsvingers af en toe de neus vrij laten om in en uit te ademen.
In deze houding is er een aantal mogelijkheden. Bijvoorbeeld om tijdens pauzes met volle longen naar innerlijke geluiden te luisteren. Het geruis van de bloedstroom in de oren wordt al snel merkbaar. Maar zijn er nog subtielere geluiden waar te nemen? In de kruin, tussen de wenkbrauwen of in het hart?

Ook yoni mudra leidt tot inkeer, pratyahara. Net zoals een embryo in de baarmoeder is afgesloten van de buitenwereld. Ter motivatie menen de oude teksten dat deze mudra alle zonden overwint!
Commentaar
Ik heb mij altijd verbaasd over het beeld van de schildpad die de ledematen intrekt als analogie voor pratyahara. Alsof de zintuigen wilsmatig beheersd zouden kunnen worden. En dat een yogi zich hierdoor volledig van de omgeving zou kunnen afsluiten, net als de schildpad.
De yoga verteld ons dat de mens vijf organen van perceptie heeft (jnanendriyas): reuk, smaak, zicht, tast, gehoor. Er zijn ook vijf corresponderen organen van actie (karmendriyas): uitscheiden, voortplanten, bewegen, grijpen, spreken. De mens lijkt dus op een huis met tien deuren – vijf ingangen en vijf uitgangen.
Maar eerst iets over het woord “indriya”. Dat betekent “horen bij” en heeft als kern “Indra”. Indra is de machtige Vedische godheid van het weer, de lucht en de donder. Dat geeft al aan dat alle indriyas – zintuigen – volgens de yogi niet passief zijn maar een eigen kracht of vermogen hebben13. Het is alsof het oog een straal naar een naar een boom uitzendt om het beeld van de boom op te vangen. En de kracht van de huid naar de omgeving grijpt om te voelen of het warm of koud is. En zo ook voor de andere zintuigen. Vanuit deze theorie is het begrijpelijk dat de yogi de kracht van de zintuigen zou moeten beheersten om die naar binnen te dirigeren, net als de schildpad zijn ledematen intrekt.
Wij weten natuurlijk beter. De natuurkunde vertelt ons dat de boom licht reflecteert. Ons oog en het gezichtszintuig zijn in staat om die elektromagnetische signalen op te vangen, via de gezichtszenuw naar de hersenschors te sturen waardoor we kunnen zien. Onze zintuigen zijn dus passief en hebben geen eigen kracht afgezien van onze intentie om naar de boom te kijken. Zelfs als we de ingangen van ons huis met yoni mudra (hierboven) afsluiten blijven we inwendige geluiden horen en de de omgevingstemperatuur voelen. De schildpad met ingetrokken ledematen is niet doof!
Ik voel mij dan ook beter thuis bij de analogie van de schaduw die zich rond het middaguur terugtrekt. Als we mediteren of ons concentreren op de adembeweging komen de zintuigen vanzelf tot rust. Natuurlijk zijn de karmendriya’s al beheerst. De lichaamshouding is onbeweeglijk en we spreken niet. En met betrekking tot de jnanendriyas: het oog kijkt maar ziet vrijwel niets. De oren horen maar reageren minder op de geluiden. Het oor went aan het geluid van een tikkende klok en de neus aan de geuren in de ruimte. Voor de moderne yogi is pratyahara dus een passief proces, gevolg van meditatie of pranayama. Dat gebeurt in onze geest (manas) en niet in de zintuigen zelf. De schaduw verdwijnt rond het middaguur als de zon hoog aan de hemel staat. Deze insteek past beter bij ons wetenschappelijk inzicht in het passief functioneren van de zintuigen.
Voetnoten
- Whitney, W.D., Translation of the Katha Upanishad, 1886, Valli III-3, p 103 (JSTOR). ↩︎
- Keus, C. Bhagavad Gita, II-58-64, Ankh Hermes 2012, p. 40. ↩︎
- De karmendriyas zijn de organen van handeling (uitscheiden, voortplanten, bewegen, grijpen, spreken) en behoren net als de jnanendriyas (zintuigen van perceptie als reuk, smaal, zicht, tast, gehoor) tot de zintuigen (indriyas). ↩︎
- Hartranft, C., The Yoga Sutra of Patanjali, Shambala Classics, 2003, pp 42-43. ↩︎
- Stiles, Yoga Sutra’s of Patanjali, Red Wheel/Weiser, 2002, pp30, 94. ↩︎
- Goraksha Paddhati, vertaald door G. Feuerstein, The Yoga Tradition, Hohm Press, 2002, p. 413. ↩︎
- Vimanarcanakalpa 97, in Mallison J. & M. Singelton, Roots of Yoga, Penguin Classics, 2017, p. 190. ↩︎
- Thikomiroff, C., Le Banquet de Shiva, Editions Dervy, 2013, pp 73 – 75 ↩︎
- Yogayajmavalkya Samhita, translated by T.K.V. Desikachar, Krishamacharya Yoga Mandiram, 2000, p 102 ↩︎
- Vijnana Bhairava Tantra, commentary by Swami Lakshman Joo, Indica Books, 2007. pp. 83-84. ↩︎
- Gheranda Samhita, verzen 37-44. ↩︎
- Avalon, A. (Sir John Woodroffe), The Serpent Power, Ganesh & Co, 1950, plate XV. ↩︎
- Varenne, Jean, Aux sources du Yoga. Comprendre son origine: l’Hindouisme, Jacques Renard, Paris 1989-2019, p 120. ↩︎