Wat is yoga?
Yoga is een verzamelnaam voor de spirituele voorschriften en technieken die gedurende duizenden jaren in India zijn ontstaan. Het woord yoga is afkomstig van het Sanskriet Yuj, dat juk betekent. Als zodanig betekent yoga dus aanspannen, onder het juk brengen, verbinden, verenigen. Gezien de lange en rijke geschiedenis van yoga zijn er veel definities1:
- Yoga is het verenigen van de individuele zelf met het hogere Zelf. (Yoga Yajnavalkya I-43)
- Yoga is de beëindiging van de identificatie met de wervelingen van de geest. (Yoga Sutra I-2)
- Yoga is extase (samadhi). (Yoga Bhashya I-1)
- Yoga is evenwicht. (Bhagavad Gita II-48)
- Yoga is vaardigheid in handelen. (Bhagavad Gita II-50)
- Yoga is het beëindigen van de identificatie met het lijden (Bhagavad Gita VI-23)
De vereniging van het individu (het zelf) met het hogere (Zelf) is een vroege definitie van yoga uit de Vedanta. In de latere, klassieke yoga heet yoga de beëindiging van onze identificatie met de wervelingen van de geest. Wij denken dat wij de golven van de geest zijn – gedachten, gevoelens, impulsen, herinneringen, het ego. In werkelijkheid zijn wij niet deze onrustige golven maar een oceaan van rust. Onze ware bestemming is om dat te doorgronden, waardoor we in staat zijn de dingen te zien zoals ze zijn en ons lijden te beëindigen. Yoga is tegelijkertijd een doel als een weg naar dat doel – een praktische bevrijdingsweg. Het is een ervaringswetenschap. Yoga is primair een beoefening.
De yogageschiedenis is doordrongen van een veelheid van spirituele praktijken om de uiteindelijke waarheid te onthullen.
Yoga geschiedenis
Yoga is ontstaan op het Indiase subcontinent waarvan we nu de geschiedenis zullen bekijken. We zullen de geschiedenis van yoga beschrijven vóór, tijdens en na de bloeitijd van de klassieke yoga van Patanjali (200 – 500 n.Chr.). Tabel 1 geeft de grote lijnen weer:
De vroegste tijd
De moderne mens (homo sapiens) is afkomstig uit Afrika. Rond 50.000 jaar geleden migreerde hij naar het Indiase subcontinent. De vroegste nederzetting is gevonden in Mehrgarh (Pakistan) en die ontstond rond 6500 v.Chr.. De artefacten in Mehrgarh vertonen gelijkenissen met de beschaving die later in de Indusvallei ontstond. De bewoners van Mehrgarh beoefenden landbouw en veeteelt. In het begin was het een neolithische beschaving zonder keramiek. Koper en keramiek behoren tot latere perioden. In de latere graven zijn vele objecten gevonden o.a. vrouwelijke en mannelijke terracotta beeldjes en geofferde geiten.
Indus beschaving
Eén van de vier oudste menselijke beschavingen ontstond rondom de Indus rivier. Die staat ook wel bekend als de Harappacultuur naar een van de belangrijkste nederzettingen. Zowel Harappa als Mohenjo-Daro – een tweede belangrijke vindplaats – liggen in het huidige Pakistan. Beide plaatsen getuigen van een bloeiende beschaving met huizen van meerdere verdiepingen, een geavanceerd rioleringssysteem en geometrisch aangelegde straten waarvan de bakstenen gestandaardiseerde maten hebben. De wanden van de openbare badplaats in Mohenjo-Daro werden waterdicht gemaakt met bitumen.
Schattingen gaan uit van ongeveer 35000 inwoners in beide steden. Er waren nog minstens 1600 andere nederzettingen. Op basis van de uniformiteit in artefacten is te zien dat de Harappa-cultuur een gebied van ruwweg zevenhonderdduizend vierkante kilometer bestreek, een oppervlak vergelijkbaar met het huidige Pakistan en tien keer zo groot als de Benelux. Binnen dit gebied werden uniforme maten en gewichten gebruikt wat duidt op een behoorlijke bestuurlijke organisatiegraad. Er werd handel gedreven met het Midden-Oosten (Soemeriërs).
Spekstenen zegels
Zowel in Harappa als in Mohenjo-Daro zijn spekstenen zegels gevonden met daarop mensen in een yoga zithouding (zie afbeelding 1). Dat wil geenszins zeggen dat er yoga beoefend werd. Dit is ook niet te achterhalen omdat het schrift van de Indus-beschaving nooit ontcijferd is. De beschaving in de Indusvalei bereikte haar hoogtepunt tussen 2600 en 1900 v.Chr.. Daarna kwam zij nogal abrupt tot een einde. De mensen trokken weg naar de Ganges-vallei en Centraal-Indië. De redenen voor de neergang zijn niet bekend. Het is mogelijk dat er droogte ontstond door een klimaatverandering.
Dit is de oudst bekende afbeelding van een yogazithouding. Het betreft een spekstenen zegel van ca. 2,7 x 2,7 cm groot gevonden te Mohenjo-Daro in de Indusvallei. De figuur zit in een yogahouding (bhadrasana of gorakshasana), heeft armbanden om en is gekroond met de horens van een waterbuffel en een tak met drie bladeren van een vijgenboom (ficus religiosa).
De vedische tijd
De stadsbeschaving uit het Industijdperk werd opgevolgd door een agrarische dorpscultuur. De mensen leefden in eenvoudige houten hutten en produceerden geen bakstenen meer. Deze cultuur werd sterk beïnvloed door de migratie van Indo-Europeanen (Ariërs) vanuit het huidige Afghanistan. Of het om een verovering ging of een langzame migratie is niet te achterhalen. De Ariërs spraken een oude vorm van Sanskriet. De Veda’s bevatten hun religieuze kennis.
De Rig-Veda is de oudste van deze heilige Sanskriet teksten. Het woord Rig betekent prijzen en veda betekent kennis, met dezelfde stam als ons “weten”. De hymnen zijn eeuwenlang mondeling doorgegeven, maar dateren waarschijnlijk uit 1500 – 1000 v.Chr.. Een latere datum is uitgesloten omdat de Rig Veda ijzer niet noemt, een metaal dat vanaf 1000 v. Chr. in deze streek werd gebruikt. Een eerdere datum is in strijd met de ondergang van de Indus cultuur die wezenlijk verschilt van de vedische cultuur. Zo komt het paard veelvuldig voor in de Veda’s terwijl op de spekstenen zegels uit de Harappa-cultuur geen paarden voorkomen.
De Rig-Veda noemt yoga slechts een paar keer in de betekenis van “onder het juk brengen” of “discipline”, echter zonder verdere uitleg. De andere drie recentere Veda’s zijn de Yajur-Veda, de Sama-Veda en de Atharva-Veda. Allen getuigen van een offercultuur met geformaliseerde rituelen. Oogst en dieren worden geofferd om de goden gunstig te stemmen en de kosmologische orde (rita) te bewaren. De jongste Veda – de Atharva-Veda (15e boek) – maakt ook gewag van yoga als “onder het juk brengen” maar dan gaat het over adembeheersing waardoor de zangnoten langer aangehouden kunnen worden.
Voor-klassieke periode
Uit het vedische tijdperk ontstond het brahmanisme. Dit stelsel was gebaseerd op de macht van de priesters, brahmanen, de hoogste kaste. Zij voerden de offerrituelen uit. Een andere pijler was de erkenning van Brahman als het grondbeginsel van alles, de enige werkelijkheid tussen de veelheid der dingen. De Brahmanas en Aryankas zijn teksten uit deze tijd. De Brahmanas geven uitleg aan de rituelen en hymnes uit de Veda’s. De Aryankas zijn rituelen voor degenen die verkozen om zich in het woud terug te trekken.
Upanishads
Yoga komt meer tot zijn recht in de Upanishads. Het woord Upanishad betekent het “zitten naast” een leraar om lering te ontvangen. Er zijn meer dan 200 Upanishads, waarvan maar een handvol oudste teksten voor 700 – 600 v.Chr. is ontstaan.
De eerste Upanishads ontstonden in een tijd van grote sociale beroering en welvaart. Er waren inmiddels grotere dorpen en steden ontstaan met een levendige handel. Dat ging gepaard met de opkomst van een sterke groep handelslieden naast de al bestaande kasten van priesters en krijgers. Vanwege de handel konden ideeën en vernieuwingen zich snel verspreiden. De leren van de Boeddha en van de Jain Mahavihara dateren ook uit deze tijd.
Atman is Brahman
Deze Upanishads stellen dat ieder mens een onvergankelijke kern heeft, het Atman (letterlijk adem). De kerngedachte van de Upanishads is dat Brahman (het Al) en het Atman (het Ik) in wezen één zijn. Anders geformuleerd: Tat tvam asi (Gij zijt Dat). Wie dit principe realiseert is voor altijd bevrijd van de cyclus van geboorte en dood (samsara). Deze cyclus van geboorte, dood en wedergeboorte is een belangrijk principe in de Upanishads.
Je handelingen in dit leven (karma) bepalen de aard van je wedergeboorte. Als je goede daden verricht dan word je herboren in de baarmoeder van een vrouw van een hogere kaste. Als je slechte daden verricht dan kan je als varken, hond of iemand van een lagere kaste terugkeren. Slecht karma kan opgeheven worden door rituelen, meditatie, handelen zonder te hechten aan het resultaat van de handeling en verzaking. In de latere Upanishads heet yoga het pad van verzaking (samnyasa).
Verlossing
In de Upanishads wordt yoga wordt gezien als een pad om verlossing te bereiken, het zei door rituele handelingen (karma yoga), het reciteren van het woord “Om”, of door studie van de geschriften (jnana yoga). De Upanishads zijn in één opzicht duidelijk verschillend van de Veda’s. Terwijl de Veda’s uitgaan van externe offers aan de goden vragen de Upanishads om een inwendig, mystiek offer van het kleine zelf (het ego) aan het hogere Zelf. De Veda’s zijn werelds en gericht op offers terwijl de Upanishads filosofisch en wereldverzakend zijn. De Upanishads heten ook wel Vedanta genoemd (letterlijk het einde van de Veda’s) en liggen aan de basis van deze filosofische stroming. Shankara is de belangrijkste exponent; hij consolideerde de non-dualistische Advaita Vedanta. Advaita betekent “niet-twee”.
Eén vroege Upanishad is zeker het vermelden waard: de Maitrayaniya-Upanishad. In het 6e hoofdstuk staat een zesvoudige yoga genoemd van adembeheersing, beheersing van de zintuigen, meditatie, concentratie, reflectie en extase. Dit is een voorbode van de klassieke, achtvoudige yoga. Ook wordt het verenigen van adem, geest en het woord “Om” genoemd als middel om de energie door de wervelkolom naar boven te leiden. Dit is zelfs een vroege formulering van gevorderde hatha yoga.
Bhagavad gita
De meest geliefde verhandeling over yoga is zonder twijfel de Bhagavad Gita (letterlijk het Lied van de Heer). Deze tekst is opgenomen in de Mahabharata – een groot heldenepos. De Bhagavad Gita is een dialoog tussen Krishna en Arjuna. Krishna is een avatar, een incarnatie van de god Vishnu. Arjuna is een krijgsheer behorend tot de familie van de Pandavas. De dialoog vindt plaats op een slagveld waar de legers van de Pandavas en de Kauravas tegenover elkaar opgesteld staan. Als Arjuna twijfelt en neerslachtig wordt bij de aanblik van het slagveld en de vele familieleden die gedood zullen worden leert Krishna hem dat hij zijn plicht als krijger (dharma) moet vervullen.
Hier gaat het over de yoga van handeling (karma yoga), het belangeloos handelen zonder te hechten aan de resultaten. Krishna exposeert ook de jnana yoga, de yoga van wijsheid en kennis waarbij het intellect de onwetendheid verjaagt die het Atman versluiert. De latere hoofdstukken van de Gita gaan over bhakti yoga, de devotie voor Krishna. Ook door liefde, toewijding en verering van de godheid kan men eenwording bereiken. De synthese van karma, bhakti en jnana yoga is één van de krachten van de Bhagavad Gita. Arjuna’s aansporing tot het gebruik van geweld blijft echter één van de grote paradoxen van het hindoeïsme.
Klassieke yoga en de yoga sutra’s
Met klassieke yoga wordt de raja yoga (koninklijke yoga) bedoeld, zoals die is beschreven door Patanjali. Over Patanjali is nagenoeg niets bekend. Hij voltooide zijn werk waarschijnlijk vóór 200 n. Chr.. Het toont duidelijke invloeden van de Upanishads, het Boeddhisme en de Samkhya filosofie. De Samkhya is – net als yoga – één van de zes Indiase wijsgerige scholen (darshana’s = zienswijzen). Yoga en Samkhya zijn nauw met elkaar verbonden.
Net als de Samkhya presenteert Patanjali een dualistisch beeld van de kosmos. Enerzijds is er purusha, zuiver bewustzijn dat onveranderlijk en onvergankelijk is. Daarnaast bestaat er prakriti, de oermaterie die veranderlijk en vergankelijk is. Wij zouden purusha geest noemen en prakriti natuur of materie en energie. Prakriti staat los van purusha. Prakriti verandert onder invloed van haar drie hoedanigheden (guna’s), namelijk sattva (zuiverheid), rajas (energie) en tamas (traagheid).
Patanjali schreef zijn Yoga Sutra’s in korte spreuken die niet meer dan de draad (sutra) van het verhaal weergeven. Ze zijn dan ook bedoeld om uit het hoofd geleerd te worden. Om ze te begrijpen is uitleg van een guru of een van de vele commentaren onontbeerlijk. Het eerste commentaar is van Vyasa (~500 n.Chr.). Er zijn 195 sutra’s, verdeeld over vier boekdelen: Samadhi (contemplatie), Sadhana (beoefening), Vibhuti (vermogens) en Kaivalya (verlossing).
Patanjali’s achtvoudige pad
In de klassieke yoga wordt een andere definitie van yoga gegeven dan in de Vedanta. Patanjali definieert yoga als de beëindiging van de identificatie met de wervelingen van de geest. Dan verblijft zuiver gewaarzijn in zijn ware aard. In beeldspraak: wij denken dat wij de golven van de geest zijn – gedachten, gevoelens, impulsen, herinneringen. Wij identificeren ons hiermee. In werkelijkheid zijn wij niet deze onrustige golven maar een oceaan van rust en zuiver gewaarzijn. Onze ware bestemming is om dat te mogen ervaren en aldus ons lijden te beëindigen. Patanjali beschreef een achtvoudig stelsel om de staat van yoga te bereiken:
- Yama: maatschappelijke gedragsregels waaronder geweldloosheid en waarachtigheid
- Niyama: persoonlijke voorschriften zoals beoefening, zelfstudie en toewijding
- Asana: lichaamsbeheersing
- Pranayama: beheersing van de ademhaling en levensenergie (prana)
- Pratyahara: beheersing van de zintuigen
- Dharana: concentratie
- Dhyana: meditatie
- Samadhi: contemplatie
Naast het beschrijven van dit pad van koninklijke yoga geeft Patanjali een uitleg van kriya yoga – de yoga van handeling. De inleidende stappen bestaan uit zelfdiscipline (tapas), studie (svadhyaya) en toewijding aan god (Ishvara). In hoofdzaak is raja yoga echter een yoga van meditatie. De ethische voorschriften, lichaamshoudingen en ademoefeningen zijn een voorbereiding op meditatie. In sutra II-46 stelt Patanjali dat de lichaamshouding zowel stevig als comfortabel moet zijn. ls de lichaamshouding volmaakt is dan volgt beheersing van de ademhaling en van de zintuigen. De drievoudige beoefening van concentratie, meditatie en contemplatie resulteert – mits gedisciplineerd en onthecht beoefend – uiteindelijk in bevrijding (kaivalya).
Patanjali staat hier als halfmens – halfslang. De drie windingen van de slang symboliseren de kundalini-kracht. Patanjali heeft twee handen gevouwen in anjali mudra – teken van verering. De rechterhand houdt een chakra vast, teken van verlichting. De linkerhand houdt een schelp vast. De windingen van de schelp symboliseren de oneindigheid van waaruit de oerklank Aum ontspringt.
Na-klassieke periode: tantra en hatha yoga
Filosofisch gesproken vertolkte Patanjali een dualisme. Dat is uniek in de Indiase geschiedenis, want de vroegere Veda’s en de Bhagavad-Gita waren monistisch van aard net als de latere stromingen. Monisme gaat uit van één uiteindelijke werkelijkheid (Brahman) en niet van twee – purusha en prakriti. Hoewel de overgang niet goed te dateren is verloor Patanjali’s dualisme terrein terwijl zijn achtvoudige pad in ere bleef. Het maakte plaats voor monisme, zoals bijvoorbeeld vertolkt door Shankara in de Advaita Vedanta. Het woord advaita betekent zelfs “niet-twee”.
Tantra
Na de 6e eeuw n.Chr. heeft een nieuwe stroming in India aan kracht gewonnen – het tantrisme. Deze stroming is een reactie op het wereldontkennende karakter van de klassieke yoga en op de abstracte aard van Shankara’s leer. Het woord tantrisme is afgeleid van de wortel tan (uitbreiden). Het tantrisme gaat over uitbreiding van het bewustzijn en daarbij werd het wereldse niet geschuwd. Het tantrisme dicht de kloof tussen het zinnelijke en het goddelijke leven. De wereld van de verschijnselen zelf is goddelijk (nirvana is samsara).
Die goddelijke wereld bestaat uit twee aspecten – de polariteiten van het mannelijke en het vrouwelijke (Shiva en Shakti) – die met elkaar verenigd moeten worden. Er komt ruimte voor andere technieken (mudra’s en bandha’s, yantra’s, mandala’s) en ook voor het beleven van seksuele rites. Men tracht zich te verenigen met het hogere maar wel in het volle besef dat dit gerealiseerd moet worden in het lichaam en met het lichaam als instrument. Het tantrisme verspreidde zich door alle lagen van de bevolking en over een groot gebied. Zo ontstond er zowel een boeddhistisch tantrisme als een hindoeïstisch tantrisme.
Hatha yoga geschiedenis
Vanuit de aandacht voor het fysieke lichaam kon ook de hatha yoga tot bloei komen. Hatha yoga komt voort uit het tantrisme maar bevat ook elementen van boeddhisme, alchemie en de verering van Shiva. Hatha yoga verscheen pas vrij laat in de yoga geschiedenis, rond de 9e of 10e eeuw. Dat is slechts duizend jaar geleden en meer dan drieduizend jaar na de bloei van de Indus-beschaving. Hatha yoga ontwikkelde zich als een reeks krachtige technieken om spirituele bevrijding via het lichaam te bereiken.
Het woord “hatha” heeft meerdere betekenissen. Allereerst betekent het “kracht” of “gedwongen” en dan zou hatha yoga de yoga van de krachtige inspanning kunnen betekenen. De werkelijke betekenis van hatha yoga is echter de yoga van de “kracht”. Het gaat dan om de kundalini kracht – de latente kracht aanwezig aan de basis van de wervelkolom (Shakti). Als die kracht opstijgt en zich verenigt met de kruin (Shiva) dan wordt de yoga beoefenaar bevrijd.
Ida en pingala
“Hatha yoga” kan ook symbolisch opgevat worden als bestaande uit ha (zon) en tha (maan). Hatha yoga gaat dan om het verbinden van de zonne-energie (mannelijk, rechterneusgat, pingala) en de maanenergie (vrouwelijk, linkerneusgat, ida). In westerse terminologie gaat het om het evenwicht tussen het sympatische en parasympatische zenuwstelsel.
Het sympatische zenuwstelsel brengt het lichaam in staat van paraatheid – de hartactie en ademhaling worden gestimuleerd en de spijsvertering wordt vertraagd. Dit komt overeen met dynamiek, fysieke energie en extroversie – dus met zonne-energie (pingala). Hierbij zal de ademstroom in het rechterneusgat domineren.
Het parasympatische zenuwstelsel werkt tegengesteld en zorgt voor herstel, rust en de instandhouding van het lichaam door de spijsvertering. Dit komt overeen met innerlijke rust, mentale activiteit en introversie – dus met maanenergie (ida). De adem gaat dan voornamelijk door het linkerneusgat. Door de beoefening van hatha yoga kan er evenwicht en een gevoel van gelijkmoedigheid ontstaan. De ademstroom gaat dan gelijkelijk door beide neusgaten, door de sushumna zeggen de yogi’s. Dat is een gunstig moment voor meditatie en spirituele beoefening.
Goraksha
De vader van de hatha yoga is zonder meer Goraksha. Hij leefde waarschijnlijk in de 10e of 11e eeuw n.Chr.. Hij werd gezien als een groot leraar, heilige en wonderdoener. Goraksha stichtte de sekte van de Natha-yogi, een sekte die zich over heel India verspreidde. De sekte vereerde een godheid met de naam Adinatha, die – gezien zijn ornamenten – gelijk staat aan Shiva. Sindsdien is Shiva ook de godheid van de yoga.
Goraksha introduceerde een aantal sleutelbegrippen in de hatha yoga. Hij beschreef een zesvoudig pad naar bevrijding (hezelfde als Patanjali maar dan zonder yama en niyama). En hij beschreef twee belangrijke zithoudingen, de drie bandha’s en technieken om kundalini te wekken door middel van pranayama. Hij noemt de zeven chakra’s en 16 meditatie-objecten in het lichaam (adhara), bijvoorbeeld de grote teen, het hart chakra, en het derde oog. Dit alles is te vinden in de Gorakshashatakam en de Siddha Siddhanta Paddhati, twee van de vele werken die aan Goraksha worden toegeschreven2.
Hatha pradipika
De 14e -eeuwse yogi Svatmarama noemde zichzelf een discipel van Goraksha ook al leefde hij vele eeuwen later. Hij schreef de tekst Hatha Yoga Pradipika (Klein Licht op Yoga). Deze tekst geeft een heel duidelijk beeld van de toenmalige hatha yoga beoefening. Er zijn vier delen: (1) asana, (2) pranayama, (3) bandha’s en mudra’s en (4) samadhi. Later is er nog een vijfde hoofdstuk gevonden. In het eerste deel wordt de yogi aangespoord om te leven in een klein huisje gelegen op een eenzame plaats die vrij van stenen is en ook vrij van vuur en water. Het huisje moet zuiver zijn, goed bepleisterd met koemest en vrij van insecten. Er moet een waterbron zijn en het geheel wordt omgeven door een muur.
Daarna worden vijftien asana’s beschreven, waarbij siddhasana als de beste zithouding wordt aanbevolen. Na vervolmaking van de asana’s en het volgen van een matig en gezond dieet kan de yogi tot pranayama overgaan. Er worden acht pranayama oefeningen beschreven,want wanneer de adem rustig is dan is ook het denken rustig en bereikt de yogi de kracht van de stilte. Als tekenen van perfectie in yoga krijgt de yogi een slank lichaam, een helder gelaat en wordt hij nooit meer ziek. In het volgende hoofdstuk worden tien mudra’s beschreven met de drie bandha’s – gereedschappen om de levensenergie te beheersen. Al deze technieken staan in dienst van het bereiken van samadhi. Samadhi wordt beschreven als de staat van evenwicht die voorkomt uit de vereniging van jivatman (de individuele ziel) en paramatman (de universele ziel) waarbij er een einde komt aan alle denkbeeldige verlangens.
Gherandha en Siva Samhita, Sritattvanidhi
n de 17e – 18e eeuw verschenen de Gherandha Samhita en de Siva Samhita. Beide borduren voort op het werk van Svatmarama. In de Gheranda Samhita staat een aantal reinigingstechnieken, 32 asana’s en 25 mudra’s, elk met een korte beschrijving. Na een hoofdstuk over pranayama volgt een uiteenzetting van samadhi. Gheranda beweert dat samadhi wordt verkregen door bijzonder groot geluk en door de genade en goedheid van de guru. De Siva Samhita heeft een vergelijkbare inhoud. Daarnaast beschrijft zij de zeven chakra’s en de yogi wordt aangemoedigd om op die centra te mediteren.
De Sritattvanidhi is in de vroege 19e eeuw geschreven in opdracht van de prins van Mysore. Het bevat 122 asana’s met gestileerde afbeeldingen. De latere Krishnamacharya heeft zeker van dit document gebruik gemaakt.
Moderne yoga geschiedenis
Nogal arbitrair wordt 1893 gezien als het begin van moderne yoga. Vanaf dat jaar begon de opmars van yoga in het westen. Natuurlijk was het westen al langer geïnteresseerd in India, eigenlijk al vanaf Alexander de Grote. Op Alexanders veroveringstocht (ca. 326 v. Chr.) kwamen de oude Grieken naakte asceten tegen (sramanas) die ze “gymnosophisten” noemden. Een van hen, Kalanos, reisde zelfs als leraar met Alexander mee. In 1489 landde Vasco da Gama in India en vanaf die tijd bestudeerden Portugese missionarissen de Indiase cultuur. Het contact werd intensiever door de Britse handel en de daarop volgende kolonisatie van India (1820).
Westerse denkers
In de 19e eeuw raakten westerse filosofen geïnteresseerd in het hindoeïsme (Schopenhauer, Nietzsche). De Bhagavad Gita inspireerde de Amerikaanse schrijvers Thoreau en Emerson. Andere bekende namen zijn Blavatsky, Besant en Leadbeater, allen oprichters van de Theosophische Vereniging. Kortom, toen Vivekananda in 1893 voor het World Parliament of Religions te Chicago sprak viel zijn betoog over raja yoga in vruchtbare bodem. Na een even enthousiast ontvangen tournee door Europa richtte Vivekananda de Vedanta Society of New York op. Ook Yogananda, auteur van Autobiografie van een Yogi, werd populair met zijn kriya yoga en richtte de Self-Realisation Fellowship op in Californië. De jnana yogi Ramana Maharshi en Krishnamurti oogstten veel bijval. Aanvankelijk werd de lichamelijke tak van yoga hierbij volkomen genegeerd. Hatha yogi werden in India namelijk beschouwd als bedelaars, waarzeggers, kwakzalvers, dieven en straatrovers3.
Krishnamacharya
Hatha yoga leefde in India weer op door toedoen van Krishnamacharya (Mysore), Kuvalayananda (Poona), Yogendra (Mumbai) en Sivanada (Rishikesh). Zij ontdeden hatha yoga van veel esoterische en seksuele praktijken en legden de nadruk op een meer wetenschappelijke en zelfs geneeskundige benadering (Kuvalayananda, Yogendra)4,5. Het is bijzonder dat men sterk beïnvloed werd door Europese disciplines die toentertijd in India populair waren: bodybuilding en gewichtheffen (Sandow) en gymnastiek (Ling uit Zweden, Bukh uit Denemarken). Het is aannemelijk dat de meeste staande yogahoudingen en de zonnegroet zo tot stand zijn gekomen. De middeleeuwse hatha yoga kende immers nauwelijks staande houdingen. Zo bevat de Hatha Yoga Pradipika geen enkele stahouding van de 15 beschreven asana’s waarvan er maar liefst zeven (7) zithoudingen zijn.
Krishnamacharya (1888-1989) kan met recht de vader van de moderne yogahoudingen genoemd worden. Na een zevenjarige opleiding bij een Tibetaanse yogi, was Krishnamacharya jarenlang werkzaam in het paleis van Mysore. Krishnamacharya (1888-1989) kan met recht de vader van de moderne yogahoudingen genoemd worden.
Na een zevenjarige opleiding bij een Tibetaanse yogi, was Krishnamacharya jarenlang werkzaam in het paleis van Mysore. Daar werd hij sterk beïnvloed door de Britse gymnastiek die in een belendende oefenzaal van het paleis werd onderwezen. Zijn leerlingen (Iyengar, Desikachar, Indra Devi en Patthabi Jois, Ramaswami) verspreidden zijn leer en inspireerden vele Europeanen en Noord Amerikanen. Miljoenen mensen in het westen houden zich heden ten dage bezig met hatha yoga.
Hatha yoga werd in de Lage Landen vooral populair door toedoen van Rama Polderman, André van Lysebeth en Jan Rijks (Saswitha). Polderman richtte de Stichting Yoga Nederland op (later Stichting Yoga en Vedanta). Uit die stichting kwam in 1998 de Yoga Academie Nederland (YAN) voort. Op dit moment zijn er in Nederland meer dan 1000 erkende yogaleraren (begin 2015). Zij zijn georganiseerd in de Vereniging Yogadocenten Nederland (VYN). Deze vereniging bewaakt ook de kwaliteit van de erkende docentenopleidingen.
De toekomst
Na duizenden jaren geschiedenis is yoga nog springlevend. Nederland is gezegend met twee yogatijdschriften, een groeiende aandacht voor yoga in de pers en de opkomst van allerlei specialisaties voor bijzondere doelgroepen zoals kinderyoga en yogatherapie. Yoga is voldoende flexibel gebleken om mee te gaan met de tijd. Er zullen altijd mensen zijn die de zegeningen van yoga met liefde door willen geven aan een groeiende kring van enthousiaste beoefenaars.
Bronnen
- Feuerstein, G., The Yoga Tradition, Hohm Press, Prescott, 1998. ↩︎
- Briggs, G.W., Goraknath and the Kanphata Yogis, Motilal Banarsidass, 2009. ↩︎
- White, D.G., Sinister Yogis, University of Chicago Press, 2009. ↩︎
- Sjoman, N.E., The Yoga Tradition of the Mysore Palace, New Delhi, 1996. ↩︎
- Singleton, M., Yoga Body The Origins of Modern Posture Practice, Oxford 2010 ↩︎
- Doniger, W., The Hindus, an alternative history, Oxford University Press, 2010.
- Worthington, V., A History of Yoga, Arkana, London, 1982.
- Mallison, J & M. Singleton, Roots of Yoga, Penguin Classics, 2017.